Lenaerts-Heremans & CoLenaerts-Heremans & Co
Uw contact

nieuwsbrief@lenaerts-heremans.be





ACTUEEL

BEDRIJFSPROFIEL

ACCOUNTANTS

BELASTINGADVISEURS

NIEUWSBRIEF

MEDEWERKERS

JOBS

VERWANTE LINKS

CONTACT

HOME

Nieuwsbrief

Download de Nieuwsbrief Download de Nieuwsbrief

Nieuwsbrief december 2005




  • Hoe anticiperen op de notionele interestaftrek?

    Zoals reeds in onze vorige nieuwsbrief aangekondigd, heeft de Belgische regering via de wet van 22 juni 2005 (BS 30 juni 2005) een algemene fiscale gunstmaatregel ingevoerd in de vennootschapsbelasting, namelijk de belastingaftrek op risicokapitaal of notionele intrestaftrek.

    INHOUD VAN DE NIEUWE REGELING

    De nieuwe maatregel komt er in feite op neer dat alle in België gevestigde vennootschappen (inbegrepen de buitenlandse vennootschappen met een Belgische inrichting of een Belgisch onroerend goed) vanaf het aanslagjaar 2007 (boekjaren die afsluiten vanaf 31 december 2006) een fictieve (of notionele) intrestaftrek mogen toepassen op hun (gecorrigeerd) eigen vermogen.

    Het ziet ernaar uit dat het intrest-percentage volgend jaar ongeveer 3,5% zal bedragen, voor KMO's ongeveer 4%. De berekeningsbasis (het risicokapitaal) wordt gevormd door het eigen vermogen, zoals dat blijkt uit de laatst afgesloten jaarrekening. Dit eigen vermogen dient te worden verminderd met (onder meer) de waarde van de deelnemingen, de netto-boekwaarde van vaste inrichtingen en onroerende goederen gelegen in het buitenland, beleggingen die geen periodieke inkomsten opleveren en onroerende goederen ter beschikking gesteld aan de bedrijfsleider.

    Ook nieuw opgerichte vennootschappen kunnen de notionele intrestaftrek reeds genieten tijdens hun eerste boekjaar. Er gelden geen verplichtingen op het vlak van tewerkstelling of investeringen. Ter ondersteuning van de maatregel werd tevens beslist om vanaf 1 januari 2006 het inbrengrecht op kapitaalstortingen (nu 0,50%) af te schaffen.

    Anderzijds worden een aantal bestaande fiscale gunstmaatregelen voor KMO's afgeschaft (het belastingkrediet bij kapitaalstortingen in geld, de gewone en gespreide investeringsaftrek) of wordt het toepassingsgebied ervan ingeperkt (de investeringsreserve).

    HOE KAN UW VENNOOTSCHAP ANTICIPEREN OP DE INVOERING VAN DE NOTIONELE INTRESTAFTREK?

    Anticiperen kan u in principe op 2 manieren: enerzijds door uw risicokapitaal te verhogen, anderzijds door nog gebruik te maken van de fiscale gunstmaatregelen die vanaf aanslagjaar 2007 (dat aanvangt op 1 januari 2006 voor de vennootschappen die per kalenderjaar boekhouden) worden afgeschaft of ingeperkt.

    * De meest voor de hand liggende strategie is het verhogen van het risicokapitaal. Dit kan door een eenvoudige kapitaalverhoging, vanaf 1 januari 2006 zonder kapitaalbelasting. Vennootschappen die het verlaagd tarief genieten in de vennootschapsbelasting (aandelen voor minstens 50% in handen van natuurlijke personen plus nog een aantal andere voorwaarden), verhogen best nog hun kapitaal dit jaar. De verschuldigde kapitaalbelasting van 0,50% wordt immers ruimschoots gecompenseerd door de verrekening van een belastingkrediet met de verschuldigde vennootschapsbelasting. Dit belastingkrediet bedraagt 7,50% van de kapitaalverhoging in geld met een absoluut maximum van 19.850 EUR.

    Een eenvoudig voorbeeld ter illustratie:

    Kapitaalverhoging met 100.000 EUR
    op 30 december 2005:

    - kapitaalbelasting: (500) EUR
    - notariskosten (+/-): (750) EUR
    - belastingkrediet: 7.500 EUR


    Per saldo dus een voordeel van 6.250 EUR, waarbij nog geen rekening is gehouden met het feit dat de kapitaalbelasting en notariskosten fiscaal aftrekbare kosten vormen.
    Verder is het risicokapitaal van de vennootschap aangegroeid met 100.000 EUR, hetgeen de vennootschap recht geeft op een jaarlijkse notionele intrestaftrek van ongeveer 4.000 EUR.
    Wanneer de vennootschap het kapitaal niet nodig heeft voor de uitbreiding van haar activiteiten, kan zij het geld beleggen, bijvoorbeeld op een deposito of in obligaties. Het actueel rendement zal niet of nauwelijks uitstijgen boven het bedrag van de notionele intrestaftrek, zodat feitelijk een belastingvrije spaarpot gecreëerd wordt.


    * Gezien een aantal investeringsstimuli worden afgebouwd, is het zaak om op korte termijn geplande investeringen in nieuwe materiële vaste activa zo mogelijk nog te verrichten voor het einde van het lopend boekjaar. U hebt dan nog recht om een bedrag gelijk aan 3% van de investeringswaarde als investeringsaftrek in mindering te brengen op de belastbare winst. Dit percentage wordt zelfs opgetrokken tot 10,5% voor vennootschappen met minder dan 20 werknemers. De investeringsaftrek dient dan wel te worden gespreid over de afschrijvingstermijn van het activum. Verder kan u ten belope van de helft van de winst van dit jaar nog een belastingvrije investeringsreserve (max. 18.750 EUR) aanleggen. U hebt dan tijd om te investeren tot eind 2007. Vanaf het aanslagjaar 2007 zal u moeten kiezen tussen de toepassing van de notionele intrestaftrek of het aanleggen van een investeringsreserve. Wanneer u dan kiest voor de investeringsreserve, kan u ook de volgende 2 aanslagjaren het voordeel van de notionele intrestaftrek niet genieten.

    * Indien de vennootschap beschikt over een belangrijk eigen vermogen, doch tevens een aantal 'besmette' activa (bv. deelnemingen in groepsmaatschappijen) op haar balans heeft staan, dient overwogen te worden om de deelnemingen over te dragen aan een andere groepsvennootschap. Alsdan dient de waarde van de deelnemingen niet meer in aftrek te worden gebracht op de berekeningsbasis van de notionele intrestaftrek. Bovendien vergroot het eigen vermogen van de vennootschap wanneer bij de overdracht een (belastingvrije) meerwaarde wordt gerealiseerd. Hetzelfde geldt in feite voor buitenlandse onroerende goederen of buitenlandse inrichtingen waarover de Belgische vennootschap beschikt. Deze zullen echter zelden kunnen worden overgedragen zonder buitenlandse belastingheffng.

    Dit is slechts een greep uit de planningsmogelijkheden met betrekking tot de invoering van de notionele intrestaftrek. Contacteer ons om specifiek de mogelijkheden voor uw vennootschap te onderzoeken.



  • Interne meerwaarden op aandelen: rulingcommissie biedt uitweg

    Reeds in een vorige editie van deze nieuwsbrief kwam de problematiek van de eventuele belastbaarheid van zogenaamde 'interne meerwaarden' aan de orde. De dienst voor voorafgaande beslissingen in ?scale zaken, de nieuwe rulingcommissie, biedt sinds kort een uitweg voor de belastingvrijstelling van interne meerwaarden op aandelen. Waarover gaat het? Als de werkvennootschap goed heeft verdiend, was het voor de aandeelhouder verleidelijk om de opgespaarde winsten naar privé over te hevelen zonder roerende voorheffing (15% of 25%) te betalen over de uitgekeerde dividenden. Hij richtte hiertoe een nieuwe holding op en verkocht de aandelen van zijn werkvennootschap tegen de reële waarde aan zijn nieuwe holding. Ofwel bracht hij de aandelen van zijn werkvennootschap in als kapitaalstorting in zijn nieuwe holding, ook weer tegen de reële waarde. De meerwaarde op aandelen, die hij hierbij realiseerde, was toch belastingvrij… Vervolgens hevelde hij middels kapitaalverminderingen, dividenduitkeringen, bestuurdersbezoldigingen en managementvergoedingen, de kasoverschotten van de werkvennootschap ?scaal vriendelijk over naar de holding. Met de aldus verkregen gelden loste de holding de schuldig gebleven koopsom (verkoop) aan de aandeelhouder af of verminderde zij haar kapitaal (inbreng). Zo verdwenen de kasoverschotten van de werkvennootschap quasi belastingvrij via de holding in de zakken van de aandeelhouder.

    Tot voor een aantal jaren de fiscus dit soort scenario's plots als ongeoorloofde belastingontwijking catalogeerde. Het hele traject was slechts mogelijk omdat de aandeelhouder alles zelf besliste en contracteerde. Economisch wijzigde het vermogen niet. Alles bleef in de familie. De fiscus kwali?ceerde de verkoop of inbreng van de aandelen als geen normaal beheer van een privé-patrimonium en belastte de gerealiseerde meerwaarde in de personenbelasting als een divers inkomen (speculatieve meerwaarde) aan het vast tarief van 33% vermeerderd met de gemeentebelasting.

    Dergelijke taxaties werden sterk bekritiseerd in de rechtsleer. Het is immers aan de fiscus om het speculatief en het abnormale karakter van de operatie te bewijzen. Sommige rechters volgden de fiscus. Maar het merendeel oordeelde toch in het voordeel van de belastingplichtige.

    Ingevolge de rechtsonzekerheid sprak het voor zich dat de rulingcommissie zich hierover snel zou dienen uit te spreken. In 4 recent gepubliceerde rulings verklaart de rulingcommissie zich akkoord om de meerwaarde gerealiseerd bij de inbreng (dus niet verkoop) van aandelen in een eigen holding niet als een divers inkomen te belasten mits de aandeelhouder zich engageert om gedurende een sperperiode van 3 jaar:
    1. het kapitaal van de holding niet te verlagen;
    2. evenmin het kapitaal van de werkvennootschap te verlagen tenzij eventueel om nieuwe investeringen door de holding te financieren;
    3. niet substantieel meer dividenden te laten uitkeren door de werkvennootschap aan de holding tenzij opnieuw voor nieuwe investeringen door de holding;
    4. niet substantieel meer bestuurdersbezoldigingen of managementvergoedingen te laten toekennen door de werkvennootschap aan de holding dan voorheen tenzij voor nieuwe uitvoerende en ondersteunende prestaties van de holding.
    Het is de fiscus er duidelijk om te doen dat de aandeelhouder, na de interne verhanging van de aandelen, niet op korte termijn over de geldmiddelen van de werkvennootschap kan beschikken.

    Let wel: in de 4 rulingaanvragen was de oprichting van de holding mede ingegeven door motieven van familiale of bedrijfseconomische aard, zoals de bedrijfsopvolging, de centralisatie van het aandelenbezit of het beleid, enz...

    Intussen heeft de Minister van Financiën zich uitdrukkelijk aangesloten bij de visie van de rulingcommissie. In zijn antwoord op een parlementaire vraag heeft hij verklaard zijn diensten opdracht te geven om toekomstige feitensituaties maar ook bestaande geschillen op deze basis te beoordelen.

    De voorzichtige belastingplichtige weet voortaan waaraan zich te houden en ziet zijn geduld na 3 jaar beloond.



  • Programmawet 2006: belasting op beleggingsfondsen

    Tijdens het begrotingsoverleg in oktober jl. heeft de regering een belasting van 15% aangekondigd op meerwaarden op aandelen in bepaalde beleggingsfondsen.

    Een beleggingsfonds is een entiteit die gelden belegt voor een collectief van beleggers. Het gaat om collectieve beleggingen van uit het publiek aangetrokken kapitaal door middel van een openbare uitgifte van deelbewijzen of aandelen.

    Beleggingsfondsen kunnen hun winsten uitkeren aan hun deelnemers of aandeelhouders, men spreekt dan van "distributiefondsen". Ze kunnen hun winsten ook kapitaliseren, men spreekt dan van "kapitalisatie-fondsen".

    Bekende beleggingsfondsen zijn de BEVEK en de BEVAK.

    De BEVEK ('beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal') of SICAV ('société d'investissement à capital variable') is een vennootschap die haar kapitaal zonder verdere formaliteiten doorlopend kan verhogen door nieuwe aandelen uit te geven, of verlagen door haar eigen aandelen in te kopen. De belegger kan op ieder ogenblik in of uit de vennootschap stappen.

    De BEVAK ('beleggingsvennootschap met vast kapitaal') of SICAF ('société d'investissement à capital fixe') is een vennootschap waarvan het kapitaal vast is. De rechten van deelneming moeten op een effectenbeurs worden genoteerd om de houders de gelegenheid te bieden de rechten te kopen of te verkopen. Er is een statutenwijziging nodig om het kapitaal te verhogen.

    Sommige beleggingsfondsen beleggen in obligaties, andere in aandelen of in een mix van obligaties en aandelen.

    Sommige beleggingsfondsen hebben een 'Europees paspoort'. De Europese richtlijn over beleggingsfondsen (UCITS-richtlijn) bepaalt welke fondsen in aanmerking komen voor een 'Europees paspoort'. Enkel fondsen met een onbepaalde looptijd die geen kapitaalbescherming bieden, komen ervoor in aanmerking.

    De aangekondigde belasting viseert enkel beleggingsfondsen van het kapitalisatietype (kapitalisatiefondsen) die minstens voor 40 procent in obligaties beleggen en die een 'Europees paspoort' hebben. Fondsen met kapitaalbescherming (fixfondsen) komen niet in aanmerking voor een 'Europees paspoort' en worden bijgevolg niet geviseerd.

    De nieuwe belasting zou enkel slaan op obligatiefondsen die vanaf 1 maart 2001 zijn uitgegeven (referentie naar de 'grootvaderclausule' van de Europese Spaarrichtlijn).

    HUIDIG FISCAAL REGIME

    De uitkeringen verkregen van binnen- of buitenlandse beleggingsfondsen, andere dan fixfondsen, naar aanleiding van de verkrijging van eigen aandelen door het fonds, zijn vrijgesteld van belasting.

    De meerwaarden gerealiseerd bij de verkoop van aandelen in binnen- of buitenlandse beleggingsfondsen zijn principieel niet belastbaar.

    FISCAAL REGIME VANAF 1 JANUARI 2006

    Op het moment dat deze bijdrage wordt geschreven, is er nog geen wetsontwerp beschikbaar. Het hiernavolgende is gebaseerd op verklaringen onder meer afgelegd door de Minister van Financiën. Verklaringen die overigens qua duidelijkheid niet altijd uitblinken.

    De belasting wordt geheven in de vorm van een bronheffing van 15% op de 'meerwaarde' die vanaf 1 januari 2006 wordt gerealiseerd bij de verkoop in België van de aandelen in het beleggingsfonds.

    Als 'meerwaarde' geldt het verschil tussen de verkoop- of inkoopwaarde en de waarde van het beleggingsfonds op 1 juli 2005 (referentie naar de Europese Spaarrichtlijn).

    In de periode van 1 januari 2006 tot 31 december 2007 slaat de 'meerwaarde' enkel op de gekapitaliseerde rente (afkomstig van de coupons opgebracht door de obligaties waarin het fonds belegt). Vanaf 1 januari 2008 slaat de 'meerwaarde' zowel op de gekapitaliseerde rente als op de eigenlijke meerwaarde ten gevolge van de stijging van de koersen van de obligaties waarin het fonds belegt.

    Eén en ander staat in tegenstelling tot de Europese Spaarrichtlijn die de Europese bronheffing (of 'woonstaatheffing') enkel toepast op de gekapitaliseerde rente. Hetgeen ertoe leidt dat een in België woonachtige belegger die zijn aandelen in een beleggingsfonds verkoopt in Luxemburg, aldaar enkel wordt belast op de gekapitaliseerde rente (bronhe?ng van 15% tot 1 juli 2008, vervolgens 20% tot 1 juli 2011 en daarna 35%). Die Belgische belegger wordt evenwel verondersteld om zijn Luxemburgse renteopbrengst in België aan te geven in zijn aangifte in de personenbelasting (waarbij België het nodige doet ter voorkoming van dubbele belasting). Naar aanleiding van de aangifte van de rente, zal België vanaf 1 januari 2008 wellicht ook de eigenlijke meerwaarde belasten.

    Vermits het nieuwe regime pas in werking treedt op 1 januari 2006, kunnen beleggers aan de nieuwe belasting ontsnappen door hun aandelen in de geviseerde beleggingsfondsen vóór die datum te verkopen. Hals over kop verkopen op het moment dat de nieuwe he?ngsregels niet de?nitief zijn, kan echter ook nadelen hebben.



  • Fiscale amnestie bis: niks nieuws onder de zon...of toch?

    In het kader van het begrotingsoverleg voor 2006 verraste de regering door de aankondiging van een nieuwe fiscale amnestieregeling. In tegenstelling tot de éénmalige bevrijdende aangifte (EBA) in 2004 zou het nu gaan om een permanente regeling. Zo blijkt althans uit een eerste kennismaking met het aan de Raad van State overgemaakte wetsontwerp.

    De nieuwe amnestieregeling komt er in feite op neer dat aan fiscale zondaars vanaf 2006 de gelegenheid wordt geboden hun niet-aangegeven inkomsten te regulariseren door alsnog een bedrag gelijk aan de in het verleden ontdoken belasting te betalen: zo bijvoorbeeld 15 % belasting wanneer het gaat om intresten of de belasting berekend volgens de progressieve tariefschaal (tot ruim 50%) wanneer het gaat om beroepsinkomsten. Meteen is duidelijk dat de nieuwe regeling een stuk duurder uitvalt dan voor wie gebruik maakte van de EBA: deze betaalde slechts 6% (mits naleving van een bepaalde investeringsverplichting) of 9% over de niet-aangegeven inkomsten. In die zin was de EBA dan toch éénmalig!

    Wat is dan de incentive voor de fiscale zondaar om gebruik te maken van de nieuwe amnestieregeling? Vooreerst betaalt hij de ontdoken belasting en daarmee is de kous af. Er volgen geen boetes, belastingverhogingen of nalatigheidsintresten zoals wel het geval is indien de fiscus de belastingontduiking aan het licht brengt: de fraudeur riskeert dan belastingverhogingen, die kunnen oplopen tot 200% van de ontdoken belasting.

    Vervolgens verkrijgt de spijtoptant strafrechtelijke immuniteit. In tegenstelling tot degene die betrapt wordt op fiscale fraude, riskeert hij geen gerechtelijke vervolging met strafrechtelijke boetes en/of gevangenisstraf tot gevolg. En tenslotte zullen de geregulariseerde kapitalen in principe niet meer in beslag kunnen worden genomen op grond van de anti-witwaswetgeving. Het kapitaal kan opnieuw een keurige officiële bestemming krijgen.

    De nieuwe amnestie-regeling heeft een ruimer toepassingsgebied dan de EBA. Zo kunnen ook vennootschappen er gebruik van maken en geldt zij bijvoorbeeld ook op het vlak van de BTW. Aan de gewesten zal gevraagd worden om de regeling ook van toepassing te verklaren op ontdoken successierechten. Verder heeft het geen belang of de kapitalen die voortkomen van de fraude zich in België of in het buitenland bevinden. Zoals u zich wellicht herinnert, was de EBA feitelijk bedoeld voor de repatriëring van zwarte kapitalen vanuit het buitenland.

    'Ernstige en georganiseerde fiscale fraude' (bv. BTW-carrousels) zal niet in aanmerking komen voor regularisatie. In tegenstelling tot de EBA is het wel de bedoeling om 'gewone' fiscale fraude, die, zoals dat bij een vennootschap steeds het geval is, gepaard gaat met het misdrijf van misbruik van vertrouwen (bv. een valse jaarrekening) of misbruik van vennootschapsgoederen, in aanmerking te laten komen voor amnestie.

    De regularisatie-aangifte zal moeten worden ingediend bij een speciaal daartoe opgericht 'Contactpunt Regularisaties' binnen de Federale Overheidsdienst Financiën. Na betaling van de verschuldigde belasting verkrijgt de aangever een regularisatie-attest. De lokale belastingcontrole wordt hier niet van op de hoogte gebracht, tenzij het de regularisatie betreft van beroepsinkomsten of BTW-handelingen. Evenwel zal ook in dit geval de betaling noch het attest als aanwijzing mogen worden aangewend voor verdere fiscale onderzoeken.

    Let op, degene die roerende inkomsten (intresten of dividenden), onroerende inkomsten (bv. buitenlandse villa) of diverse inkomsten (bv. meerwaarde op grond) wil regulariseren, wacht er best niet te lang mee. Vanaf 1 juli 2006 betaalt hij immers 5% extra bovenop de verschuldigde belasting, vanaf 1 januari 2007 zelfs 10%.



  • Tienjaarstermijn in Nederlands successierecht niet strijdig met EG-recht

    Het EG-recht met zijn vier basisvrijheden (vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal) en met het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit (of woonplaats) primeert op het nationaal recht en op de dubbelbelastingverdragen en wint alsmaar meer aan belang.

    Fiscale wetten zijn eveneens onderworpen aan het EG-recht. Nogal wat fiscale regels werden reeds door het Europees Hof van Justitie strijdig bevonden met het EG-recht, denk onder meer aan de heffing op meerwaarden bij verkoop van aanmerkelijk belang aandelen van een Belgische vennootschap aan een buitenlands rechtspersoon. Andere fiscale regels zijn wellicht in strijd met het EG-recht. Zo onder meer de (niet) verrekening van buitenlandse bronheffing geheven op dividenden van EU-oorsprong. Eén en ander hebt u reeds eerder in onze nieuwsbrief kunnen lezen.

    Ook in andere lidstaten worden fiscale regels aan de Europese toets onderworpen. Eén van de regels die thans onder de loep wordt genomen is de woonplaatsfictie voorzien in het Nederlands successierecht (art.3 SW 1956). Deze fictie treft alle geëmigreerde Nederlanders die overlijden binnen tien jaar na emigratie. Wanneer een geëmigreerde Nederlander overlijdt binnen tien jaar na emigratie, wordt hij voor de toepassing van het successierecht geacht feitelijk in Nederland te wonen en worden er successierechten geheven op zijn nalatenschap.

    De zaak die momenteel aanhangig is bij het Europees Hof van Justitie betreffende de Nederlandse woonplaatsfictie, is de zaak van de erfgenamen van Hilten. De feiten luiden als volgt. De familie van Hilten woonde aanvankelijk in Nederland. Zij emigreerden eerst naar België om vervolgens bij pensionering van de heer van Hilten te emigreren naar Zwitserland. Bijna tien jaar na emigratie uit Nederland overlijdt mevrouw van Hilten. De Nederlandse fiscus heft over de volledige nalatenschap van mevrouw van Hilten successierechten. Omdat de familie van Hilten op het ogenblik van overlijden in Zwitserland woonde, heft ook Zwitserland successierechten over haar nalatenschap.

    Ter voorkoming van dubbele belasting kunnen de erfgenamen beroep doen op het (Nederlands) Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 doch de toepassing van dit besluit levert geen volledige vermindering op van de verschuldigde successierechten in Nederland.

    Tegen de aanslag is door de erfgenamen een procedure gestart die uiteindelijk terecht is gekomen bij het Hof in 's-Hertogenbosch. Dit Hof heeft besloten om bij het Europees Hof van Justitie uitdrukkelijk de vraag neer te leggen of de woonplaatsfictie voorzien in het Nederlands successierecht niet in strijd is met het EG-recht.Beperkingen van het vrij verkeer van kapitaal zijn immers krachtens art. 56 van het EG-verdrag ook verboden tussen lidstaten en derde landen (in casu Zwitserland).

    De Advocaat-generaal (de adviseur van het Hof van Justitie) heeft op 30 juni 2005 tot ieders verrassing de mening verkondigd dat de fictiebepaling niet in strijd is met het EG-recht. Kort samengevat, meent de Advocaat-generaal dat er geen sprake is van kapitaalverkeer bij emigratie en dat de fictiebepaling die van toepassing is bij overlijden binnen tien jaar na emigratie ook geen belemmering van kapitaalverkeer inhoudt. De erfgenamen van mevrouw van Hilten zijn (volgens deze redenering) niet ongunstiger behandeld dan erfgenamen van een willekeurige andere ingezetene van Nederland met de Nederlandse nationaliteit.

    Het advies van de Advocaat-generaal is niet bindend voor het Europees Hof van Justitie. Hoewel uit de praktijk blijkt dat het Hof meestal het advies van haar adviseur volgt, blijft onder de rechtsgeleerden toch enige hoop dat het Hof dat in deze zaak niet zal doen.

    Vooralsnog dient echter verder rekening te worden gehouden met de toepassing van het Nederlands successierecht bij overlijden binnen tien jaar na emigratie. Hetzelfde geldt voor de tienjaarstermijn in het Nederlands schenkingsrecht. Voor Nederlanders in België blijft het dan ook voorlopig tien jaar wachten alvorens via fiscaal vriendelijke schenkingen een estate-planning kan worden opgezet, tenzij men intussen Belg is geworden…

    Wij volgen de zaak op de voet en berichten u over de verdere ontwikkelingen in één van onze volgende nieuwsbrieven.



  • De nieuwe fiscaliteit inzake de eigen woning

    De programmawet van 27 december 2004 heeft de heffing van belastingen op de eigen woning (nl. de woning die de belastingplichtige betrekt en waarvan hij eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is) grondig hervormd.
    De hervorming heeft voornamelijk de aanmoediging tot aankoop van een eerste woning tot doel en bevat twee krachtlijnen: enerzijds wordt de eigen woning niet meer onderworpen aan de personenbelasting en anderzijds wordt de aftrek voor enige woning ingevoerd. Daarnaast is er een versoepeling voor de belastingvrijstelling van meerwaarden bij verkoop van de eigen woning.

    1. EIGEN WONING NIET MEER ONDERWORPEN AAN DE PERSONENBELASTING

    Ten eerste wordt het kadastraal inkomen van de eigen woning volledig vrijgesteld in de personenbelasting. Voorheen gold er een zgn. 'woningaftrek', doch deze was begrensd tot 3.000 EUR (basisbedrag, nog te indexeren). Voortaan zal het kadastraal inkomen volledig worden vrijgesteld. De vrijstelling geldt niet voor de onroerende voorheffing.

    2. NIEUWE REGELING 'AFTREK ENIGE WONING'

    Ten tweede is er de afschaffing van het ingewikkelde stelsel van aftrek van intresten en van belastingverminderingen voor kapitaalaflossingen en verzekeringspremies voor schuldsaldoverzekeringen. Dit stelsel wordt vervangen door één enkele aftrekpost, de zogenaamde 'aftrek voor enige woning'. Hiernavolgend geven wij u de hoofdlijnen van het nieuwe stelsel. Het nieuwe stelsel in detail bespreken, zou ons in deze nieuwsbrief te ver leiden.

    De aftrek enige woning is enkel van toepassing voor de woning die op 31 december van het jaar waarin het leningscontract is afgesloten de enige woning is, de eigen woning is (de woning die de belastingplichtige betrekt en waarvan hij eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is) en in België is gelegen.

    De uitgaven die in de aftrek enige woning worden gebundeld, zijn: Het maximaal bedrag van de aftrek voor enige woning bedraagt voor het inkomstenjaar 2005: De aftrek voor enige woning wordt in mindering gebracht van het gezamenlijk belastbaar inkomen. Dit betekent in de meeste gevallen dat de aftrek wordt toegepast op de progressief belastbare beroepsinkomsten, hetgeen een belastingvoordeel oplevert van doorgaans 45 à 50% van het aftgetrokken bedrag.

    De nieuwe bepalingen zijn van toepassing op leningen en verzekeringscontracten die vanaf 1 januari 2005 worden afgesloten.

    VRIJSTELLING VAN DE MEERWAARDE BIJ DE VERKOOP VAN DE EIGEN WONING

    Meerwaarden die privé-personen realiseren bij de snelle verkoop (binnen 5 jaar) van gebouwde onroerende goederen worden belast tegen +/- 18%. Uitzondering vormt de eigen woning. Met de programmawet van 27 december 2004 worden de voorwaarden waaronder vrijstelling wordt verleend voor de eigen woning versoepeld. Vanaf het inkomstenjaar 2005 is, om in aanmerking te komen voor belastingvrijstelling, vereist dat de woning gedurende een ononderbroken periode van ten minste 12 maanden, die de maand van de vervreemding voorafgaat, voldoet aan de definitie van een eigen woning. Onder meer is vereist dat de woning wordt betrokken door de belastingplichtige, die eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is van de woning en de woning niet wordt gebruikt voor beroepswerkzaamheden.

    Tussen de periode van 12 maanden en de maand van vervreemding mag nog een periode van 6 maanden liggen gedurende dewelke de woning niet in gebruik mag zijn genomen. Deze termijn van 6 maanden stelt de belastingplichtige in staat om zijn woning binnen een redelijke termijn te verkopen.



  • Tenslotte
    EINDEJAARSWENSEN

    2006 is niet ver weg.

    Eindejaarskaarten verzenden in deze periode is een vorm van genegenheid en erkentelijkheid.

    Wij hebben echter gemeend dit, omwille van de noden in de wereld, op een eenvoudigere manier te doen en de opbrengst daarvan te schenken aan "Artsen zonder Grenzen".

    Wij hopen bovendien vele navolgers te vinden voor ons initiatief.

    Wij wensen dan ook van deze gelegenheid gebruik te maken om U, namens de vennoten en medewerkers van Lenaerts-Heremans & Co, prettige kerstdagen en een voorspoedig 2006 te wensen.