Lenaerts-Heremans & CoLenaerts-Heremans & Co
Uw contact

nieuwsbrief@lenaerts-heremans.be





ACTUEEL

BEDRIJFSPROFIEL

ACCOUNTANTS

BELASTINGADVISEURS

NIEUWSBRIEF

MEDEWERKERS

JOBS

VERWANTE LINKS

CONTACT

HOME

Nieuwsbrief

Download de Nieuwsbrief Download de Nieuwsbrief

Nieuwsbrief juni 2005




  • De nieuwe aangifte in de personenbelasting / Tax-on-web

    Het is u wellicht niet onopgemerkt voorbij gegaan. Vanaf dit jaar (aanslagjaar 2005, inkomsten 2004) is er een nieuw model vastgesteld voor het aangifteformulier in de personenbelasting. In de media fel besproken als het zogenaamde "lotto formulier".

    Het gaat echter om meer dan louter een nieuwe lay-out voor het aangifteformulier.

    Vanaf inkomstenjaar 2004 is de laatste fase van de hervorming van de personenbelasting in werking getreden. Wij berichtten u hierover reeds uitvoerig in onze vorige nieuwsbrief. Eén van de meest ingrijpende maatregelen is de volledige decumulatie van de inkomsten van gehuwden en wettelijk samenwonenden.

    Tot en met het inkomstenjaar 2003 werd voor wat betreft onroerende en roerende inkomsten geen rekening gehouden met het huwelijksvermogensstelsel (gemeenschap van goederen, scheiding van goederen, ...). De inkomsten van gehuwden werden (met uitzondering van de beroepsinkomsten) samengevoegd ongeacht het huwelijksvermogensstelsel.

    Vanaf het inkomstenjaar 2004 wordt iedere echtgenoot (of wettelijk samenwonende) apart belast op alle inkomsten die aan hem (haar) toekomen op grond van het stelsel waaronder hij (zij) gehuwd is.

    Indien wij uw aangifte verzorgen, verzoeken wij u voor het inkomstenjaar 2004 niet alleen om tijdige aanlevering van alle inkomstengegevens maar eveneens om ons deze gegevens mee te delen in functie van het door u gekozen huwelijksvermogensstelsel (of samenlevingsovereenkomst).

    Gelet op de complexiteit van het huwelijks-vermogensrecht is het wellicht nuttig om ons een kopie te bezorgen van een aantal documenten, waaronder het huwelijkscontract of de samenlevingsovereen-komst, aankoopakten van onroerende goederen, schenkingsakten, successieaangiften, ...

    ELEKTRONISCHE INDIENING VAN DE AANGIFTEN IN DE PERSONENBELASTING (TAX-ON-WEB)

    Sinds enkele jaren vindt de informatisering en digitalisering van de samenleving ook zijn weg binnen het Ministerie van Financiën. Gezien de verwerking van de papieren aangiften enorm arbeidsintensief is en vergissingen bij het overtypen van de gegevens niet uitgesloten zijn, stimuleert de administratie nu de indiening van de aangiften via het internet. Zo krijgen accountants en belastingadviseurs tot 31 oktober tijd om de aangiften in te dienen van cliënten van wie zij een volmacht voor de indiening van een digitale aangifte hebben ontvangen. Alle andere aangiften moeten worden ingediend voor de uiterste termijn voorzien op de papieren aangifte (in principe 30 juni).

    Naast het feit dat het elektronisch invullen en indienen van de aangifte papierbesparend werkt en dat de aangifte 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 kan worden ingediend, heeft de elektronische indiening nog het voordeel dat men zeker is dat de aangifte tijdig werd ingediend. Er wordt onmiddellijk na verzending van de aangifte een ontvangstmelding bezorgd. De mogelijkheid dat een aangifte verloren geraakt door de postdiensten, is voortaan bijgevolg uitgesloten.

    Vermits er uitgebreide beveiligingsmaatregelen werden voorzien, is eveneens de vertrouwelijkheid van uw fiscale gegevens verzekerd.

    Wij zijn voorstander van de mogelijkheid tot elektronische indiening van de aangiften in de personenbelasting en zullen zoveel mogelijk aangiften elektronisch indienen, doch alleen als u daarmee akkoord gaat. Indien wij voor u de aangifte verzorgen, hebt u inmiddels van ons een schrijven ontvangen waarin wij u verzoeken ons te machtigen tot het elektronisch indienen van de aangifte.

    Naast de mogelijkheid om de aangifte elektronisch in te dienen, blijft de mogelijkheid bestaan om de "papieren aangifte" in te dienen zoals in het verleden. U blijft uiteraard volledig vrij in de keuze van wijze waarop uw aangifte zal worden ingediend.



  • Betaalt u ook teveel BTW?

    Recent zijn er een aantal belangwekkende gerechtelijke uitspraken gewezen, die de fiscale administratie in het ongelijk hebben gesteld en die wellicht aanleiding vormen om uw ingediende BTW-aangiften te herzien (u kan in bepaalde gevallen nog tot 5 jaar teruggaan) en/of uw toekomstige BTW-positie te optimaliseren. Verder biedt nieuwe wetgeving de mogelijkheid om de BTW in verband met door faillissement verloren gegane schuldvorderingen vlugger te recupereren.

    BTW EN BEDRIJFSWAGENS

    Over het privé-gebruik van een bedrijfswagen is BTW verschuldigd, ongeacht of de werknemer (of bedrijfsleider) hiervoor een bijdrage betaalt. Indien hij echter een bijdrage betaalt, dan is uitsluitend BTW verschuldigd over deze bijdrage, zelfs wanneer deze bijdrage het voordeel niet volledig dekt. Dit volgt uit een arrest van het Europees Hof van Justitie van 20 januari 2005 ('Scandic-arrest').

    Tot op heden gaat de BTW-administratie ervan uit dat wanneer de bijdrage van de werknemer het voordeel van alle aard niet volledig dekt, toch over het volledige voordeel BTW dient afgedragen te worden. Aangezien de uitspraak van het Hof van Justitie gebaseerd is op de 6° Europese BTW-Richtlijn, heeft zij directe werking in ons nationaal recht. U kan dan ook eventueel ten onrechte afgedragen BTW terugvragen.

    Overigens gelden dezelfde principes voor de goedkope verstrekking van bedrijfsmaaltijden, PC's, internetverbinding, enz... Er is in principe uitsluitend BTW verschuldigd over de bijdrage van de werknemer.

    BTW EN KOSTEN VOOR PROMOTIEFEESTEN

    De BTW op zakelijke kosten is in principe aftrekbaar voor een BTW-belastingplichtige. Voor autokosten geldt een aftrekbeperking tot 50%. De BTW met betrekking tot kosten van logies, spijzen en dranken, en met betrekking tot kosten van onthaal is totaal niet aftrekbaar. Reeds jarenlang woedt een hevige discussie of de BTW met betrekking tot kosten (catering, animatie,...) die gemaakt worden bij de lancering van een nieuw product (bv. ter gelegenheid van een opendeurdag) voor aftrek in aanmerking komt.

    Het Hof van Cassatie heeft via haar arrest van 8 april 2005 een einde gesteld aan deze discussie. Volgens het Hof dient de notie 'kosten van onthaal' beperkend te worden geïnterpreteerd: het betreft uitsluitend kosten (ter ontspanning van klanten) die niets anders beogen dan het creëren van een algemeen gunstige atmosfeer ten aanzien van de onderneming. Indien betreffende kosten van vermaak en ontspanning echter de directe verkoop beogen of worden gemaakt met het oog op de publiciteit voor welbepaalde producten of diensten, betreft het publiciteitskosten, waarvan de BTW volledig voor aftrek in aanmerking komt.

    BTW EN FAILLIETE KLANTEN

    Via uw BTW-aangifte dient U de verschuldigde BTW te betalen i.v.m. alle door U uitgereikte facturen, ongeacht of deze facturen reeds betaald zijn door uw klanten. Indien een klant failliet gaat, hebt u recht op teruggaaf van de BTW over de niet-betaalde facturen. Tot voor kort diende u voor deze teruggaaf te wachten op een attest van de curator, waarin hij bevestigde dat uw schuldvordering definitief geheel of gedeeltelijk verloren was. In bepaalde ingewikkelde faillissementen kon dit jaren duren... Sinds de wet van 7 april 2005 (in werking getreden op 30 april) kan u de BTW terugvorderen vanaf de datum van het faillissementsvonnis.

    De nieuwe regeling geldt ook voor 'oude' faillissementen. U hoeft ook voor deze 'oude' faillissementen niet langer te wachten op het attest van de curator. Op basis van het faillissementsvonnis kan u in uw volgende BTW-aangifte de BTW meteen terugvorderen. U hebt hiervoor maximaal tijd tot 31 december 2008.

    Het spreekt vanzelf dat indien achteraf toch nog een deel van uw vordering betaald wordt, u de hierin begrepen BTW alsnog opnieuw dient af te dragen.



  • Verrekening buitenlandse (EU) bronheffing op dividenden

    Dat het EG-recht aan belang wint en dat onderdanen zich kunnen beroepen op dit EG-recht, is algemeen bekend en kan u tegenwoordig regelmatig in de kranten lezen.

    Het EG-recht kent met name vier basisvrijheden: het vrij verkeer van goederen (artikel 28 EG-verdrag), het vrij verkeer van personen (artikel 39 EG-verdrag), het vrij verkeer van diensten (artikel 49 EG-verdrag) en het vrij verkeer van kapitaal (artikel 56 EG-verdrag). Deze vrijheden zijn bovendien gekoppeld aan een verbod van discriminatie op grond van nationaliteit (of woonplaats) (artikel 12 EG-verdrag).

    Het EG-recht primeert op het nationaal recht en ook op de dubbelbelastingverdragen. Met het EG-recht strijdige regels mogen niet worden toegepast en moeten worden gewijzigd.

    Eén van de regels die wellicht in strijd is met dit EG-recht (meer bepaald met het vrij verkeer van kapitaal) is de regeling waarbij België geen verrekening toekent van de buitenlandse bronheffinggeheven op dividenden.

    Een voorbeeld maakt één en ander duidelijk:

    Stel een particulier, inwoner van België, ontvangt twee dividenden van 100 euro, één van een in Nederland gevestigde vennootschap en één van een in België gevestigde vennootschap.

    Deze dividenden ondergaan volgende taxatie:

      Belgisch dividend     Nederlands (EU) dividend
    Bruto 100,00 100,00
    Buit. Dividendbelasting -0,00 -15,00
      100,00 85,00
    Belg. Dividendbelasting(1) -25,00 -21,25
    Netto 75,00 63,75


    Conclusie: de belastingdruk op een dividend van Nederlandse (EU) oorsprong bedraagt ruim 36% tegenover 25% op een dividend van Belgische oorsprong.

    De Europese Commissie heeft zich hierover op 8 januari 2004 reeds uitgesproken. Volgens de Commissie is het duidelijk dat de hogere belastingdruk op dividenden van buitenlandse aandelen een beperking vormt in de zin van artikel 56 van het EG-verdrag. Belgische particulieren worden door de niet-verrekening van de buitenlandse dividendbelasting immers ontmoedigd om te investeren in aandelen van vennootschappen gevestigd in andere EU-lidstaten.

    Op 1 december 2004 heeft de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent aan het Europees Hof van Justitie uitdrukkelijk de vraag gesteld of de niet verrekening van buitenlandse dividendbelasting in strijd is met artikel 56 van het EG-verdrag. In afwachting van het antwoord van het Hof op deze prejudiciële vraag heeft ons kantoor zich voorgenomen om, indien u dat wenst, de nodige maatregelen te treffen om uw rechten te vrijwaren voor het geval dat België effectief door het Hof van Justitie verplicht zou worden om de buitenlandse (EU) dividendbelasting te verrekenen.

    Er dient onderscheid gemaakt naargelang de dividenden werden geïnd in of buiten België.

    DIVIDENDEN GEÏND IN HET BUITENLAND
    Dividenden die u rechtstreeks hebt geïnd in het buitenland of via een buitenlandse bank, dient u verplicht aan te geven in uw aangifte in de personenbelasting. Binnen drie maand na verzending van het aanslagbiljet, kan een bezwaarschrift worden ingediend. Mogelijk is deze termijn nog niet verstreken voor het aanslagjaar 2004, inkomsten van 2003. Wanneer de bezwaartermijn is verstreken, kan u via een verzoekschrift tot ambtshalve ontheffing(wegens dubbele belasting) nog een aantal jaren teruggaan. Zo kan u via indiening van een verzoekschrift voor eind 2005 mogelijk nog teruggaan tot dividenden geïnd in 2001.

    DIVIDENDEN GEÏND IN BELGIË
    Op EU-dividenden die u int via uw Belgische bank, wordt de roerende voorheffingmeteen ingehouden door uw Belgische bankier. Ook tegen deze inhouding (zonder verrekening van buitenlandse bronheffing) kan bezwaar worden ingediend. Volgens bepaalde rechtsleer zou u in dit geval zelfs nog 10 jaar kunnen teruggaan.

    (1) In het geval de dividenden werden geïnd in België wordt de Belgische belasting voldaan via inhouding van 25% roerende voorheffing. In het geval de dividenden werden geïnd buiten België moet de Belgische belasting worden voldaan via de aanslag in de personenbelasting. De verschuldigde belasting van 25% wordt dan nog verhoogd met gemeentebelasting, schommelend van 0% tot 9%, hetgeen het totaaltarief brengt op 26 à 27%.



  • Vanaf 2006: intrestaftrek op eigen vermogen?

    De regering bereidt momenteel een wetsontwerp voor tot invoering van een zogenaamde notionele intrestaftrek. De maatregel komt er in feite op neer dat iedere vennootschap een extra fiscale aftrekpost zal genieten ten belope van een bepaald percentage van haar eigen vermogen. Dat percentage zal jaarlijks gelijk zijn aan de rentevoet van lineaire obligaties op 10 jaar (momenteel +/- 3%). Voor kleine vennootschappen zou de aftrek nog met 0,5% verhoogd worden. Voor een KMO met een kapitaal van 25.000 EUR en beschikbare reserves van 75.000 EUR betekent dit jaarlijks een extra fiscale aftrekpost van 3.500 EUR (of een jaarlijkse belastingbesparing van +/- 900 à 1.200 EUR).

    De basis waarop het bedrag van de notionele intrestaftrek dient berekend te worden, is het eigen vermogen van de vennootschap, of het totaal van het volstorte kapitaal, de reserves en de overgedragen winsten. Dit zou echter al te simpel zijn. Het wetsontwerp voorziet dat dit eigen vermogen dient verminderd met diverse aftrekken, zo onder meer de waarde van de deelnemingen en andere aandelen geboekt onder de financieel vaste activa, de netto-investeringswaarde van buitenlandse vaste inrichtingen en in het buitenland gelegen onroerende goederen waarover de vennootschap beschikt, de waarde van activa die als belegging worden aangehouden (bv. de woning van de bedrijfsleider) en de waarde van activa die op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen (bv. de Ferrari van de bedrijfsleider). Het zal dus in veel gevallen niet zo eenvoudig zijn om het juiste bedrag van de notionele intrestaftrek vast te stellen...

    Een vennootschap die verlies lijdt, zal het bedrag van de notionele intrestaftrek 7 jaar kunnen overdragen, hetgeen interessant is voor startende ondernemers die vaak de eerste jaren verlieslatend zijn.

    Feitelijk is de maatregel bedoeld ter vervanging van het fiscaal gunstregime voor de coördinatiecentra teneinde België als vestigingsplaats voor multinationale ondernemingen blijvend interessant te maken. In deze context dient ook een tweede maatregel gezien te worden: de afschaffng van het inbrengrecht van 0,5% bij de inbreng van kapitaal in een vennootschap.

    Gezien de budgettaire impact van deze maatregelen voorziet het wetsontwerp in een aantal compenserende maatregelen: zo wordt het belastingkrediet voor vennootschappen afgeschaft. Hetzelfde geldt voor de gewone en de gespreide investeringsaftrek (uitsluitend de verhoogde investeringsaftrek onder meer voor energiebesparende investeringen blijft bestaan). KMO's zullen moeten kiezen tussen het aanleggen van een investeringsreserve of de notionele intrestaftrek. Vrijgestelde meerwaarden (bv. op aandelen) zullen niet langer voor hun bruto-bedrag vrijgesteld worden, doch na aftrek van de op de verkoop betrekking hebbende kosten.



  • Schenkingen van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van vóóroverlijden van de schenker

    Sinds 1 januari 2004 zijn op schenkingen van Met andere woorden op het moment van de roerende goederen schenkingsrechten verschuldigd schenking wordt het geschonken vermogen niet tegen een vast tarief: 3% op schenkingen in de rechte overgedragen. Zolang de opschortende voorwaarde lijn en tussen echtgenoten; 7% op schenkingen aan niet is vervuld - dit is zolang de schenker leeft andere personen. De schenkingsrechten zijn slechts - blijft deze laatste in principe in het bezit van de verschuldigd wanneer de schenkingsakte wordt geschonken goederen. Toch volstond betaling van verleden voor een notaris in België of wanneer de schenkingsrechten (3% of 7%) bij vervulling van schenkingsakte wordt verleden voor een notaris de voorwaarde, om heffing van successierechten te in het buitenland én spontaan ter registratie vermijden. wordt aangeboden of wanneer de onderhandse schenkingsovereenkomst (bijvoorbeeld terzake een Inmiddels is de Vlaamse wetgever tot het besef handgift of een bankgift) vrijwillig ter registratie gekomen dat er op patrimoniaal vlak weinig wordt aangeboden (zie Nieuwsbrief van juni 2004: verschil is tussen een schenking onder opschortende 'Drastische verlaging Vlaamse schenkingsrechten').

    Op schenkingen van roerende goederen gedaan legataris ook pas echt beschikken over de aan hem in de periode van drie jaar vóór het overlijden van gelegateerde goederen na het overlijden van de de schenker én waarop geen schenkingsrechten werden betaald, zijn alsnog successierechten verschuldigd. Eens schenkingsrechten betaald - onmiddellijk bij de schenking of kort vóór het overlijden - wordt de heffing van successierechten vermeden (zie Nieuwsbrief van december 2004:'Sterfbedschenkingen').

    Volgens de oorspronkelijke wetgeving was voormeld vast tarief (3% of 7%) ook van toepassing op schenkingen gedaan onder de opschortende voorwaarde van vóóroverlijden van de schenker. Bij dusdanige schenkingen bestaat de schenking weliswaar op datum van de schenking, maar de opschortende voorwaarde brengt mee dat de overgang van het eigendomsrecht wordt uitgesteld.

    Met andere woorden op het moment van de schenking wordt het geschonken vermogen niet overgedragen. Zolang de opschortende voorwaarde niet is vervuld - dit is zolang de schenker leeft - blijft deze laatste in principe in het bezit van de geschonken goederen. Toch volstond betaling van de schenkingsrechten (3% of 7%) bij vervulling van de voorwaarde, om heffing van successierechten te vermijden.

    Inmiddels is de Vlaamse wetgever tot het besef gekomen dat er op patrimoniaal vlak weinig verschil is tussen een schenking onder opschortende voorwaarde van vóóroverlijden van de schenker en een legaat. Immers, bij een legaat kan de legataris ook pas echt beschikken over de aan hem gelegateerde goederen na het overlijden van de erflater. Zodat de Vlaamse wetgever het onbillijk is gaan vinden dat in het ene geval (schenking onder de levenden) betaling van 3% of 7% schenkingsrechten volstaat om heffing van hogere successierechten te vermijden daar waar in het andere geval (schenking bij testament of legaat) successierechten moeten worden betaald.

    Aldus heeft de Vlaamse wetgever bij decreet van 24 december 2004 bepaald dat schenkingen onder de levenden van roerende goederen onder een opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker, gelijkgesteld worden met legaten. Op dusdanige schenkingen zijn geen evenredige schenkingsrechten verschuldigd. Bij de vervulling van de opschortende voorwaarde (overlijden van de schenker) zijn op de geschonken roerende goederen successierechten verschuldigd.

    De gelijkstelling met een legaat geldt voor nalatenschappen die zijn opengevallen vanaf 1 januari 2005 ongeacht (!) de datum waarop de schenking onder opschortende voorwaarde van vóóroverlijden van de schenker, heeft plaatsgevonden (tien, twintig, ... jaar geleden, bij Belgische of buitenlandse notariële akte).

    IMPACT OP SCHENKINGEN MET VOORBEHOUD VAN VRUCHTGEBRUIK
    Behalve om vermelde ontwijking van successierechten tegen te gaan, heeft de wetswijziging evenwel ook impact op een aantal bonafide situaties, waarin geen belastingontwijking beoogd werd:
    VERNIETIGING DOOR HET ARBITRAGEHOF?
    Overigens is het maar de vraag of het Vlaamse Gewest (en inmiddels ook het Brusselse Gewest) zijn wetgevende bevoegdheid niet te buiten is gegaan met de invoering van deze fictiebepaling in het Successiewetboek (federale materie). Naar verluidt, mag een beroep tot vernietiging door het Arbitragehof kortelings worden verwacht.



  • Meerwaarden op (AB)- aandelen: belast of niet?

    Meerwaarden die een privé-persoon realiseert bij de vervreemding van aandelen zijn in principe onbelast. Meerwaarden uit een belangrijke deelneming (meer dan 25%), verder 'AB' of aanmerkelijk belang, worden belast tegen een tarief van 16,5%. Dit is echter uitsluitend zo wanneer het AB-aandelen betreft van een in België gevestigde vennootschap, die worden verkocht aan een buitenlandse rechtspersoon. Het Europees Hof van Justitie heeft, zoals verwacht, deze bepaling strijdig bevonden met het Europese recht, aangezien ze een belemmering vormt voor in de EU gevestigde vennootschappen die een Belgisch bedrijf wensen over te nemen. De AB-heffing kan dan ook voortaan alleen nog worden toegepast bij de rechtstreekse verkoop van aandelen in een Belgische vennootschap aan een buiten de EU gevestigde rechtspersoon.

    Sinds een aantal jaren tracht de fiscus ook zogenaamde 'interne meerwaarden' te belasten. Het betreft doorgaans transacties waarbij de verkoper (privé-persoon) zijn aandelen verkoopt aan een opnieuw door hem gecontroleerde vennootschap. Volgens de fiscus vormen dit verrichtingen die niet kaderen binnen het normaal beheer van een privé-vermogen, waardoor hij meent deze te kunnen belasten als een divers inkomen tegen 33%... Alhoewel de eerste rechtspraak de fiscus overwegend in het ongelijk stelt, is toch waakzaamheid geboden.

    Vooralsnog blijft België dan ook een land waar de belastingheffingop in privé gerealiseerde meerwaarden op aandelen de uitzondering is en waar het dus goed toeven is voor (buitenlandse) succesrijke ondernemers. Of België dit op langere termijn kan (wil) handhaven, is maar de vraag. In het kader van de invoering van de notionele intrestaftrek, waarover elders meer, was de uitbreiding van het taxatieregime van AB-aandelen lange tijd één van de denkpistes als compenserende maatregel. Verder dwingt de concurrentie met China tot een verschuiving van belasting op arbeid naar belasting op consumptie en vermogen...



  • Volstorting kapitaal EBVBA's voor 2 augustus 2005

    Het minimumkapitaal van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA) bedraagt 18.550 EUR. Van dit kapitaal dient slechts een bedrag van 6.200 EUR te worden volstort. Tenzij alle aandelen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in handen zijn van één persoon (EBVBA); in dat geval dient sinds 2 augustus 2004 het kapitaal minstens ten belope van 12.400 EUR volstort te zijn.

    Wie een nieuwe EBVBA opricht, dient onmiddellijk 12.400 EUR kapitaal te storten. Als overgangsregeling kregen bestaande EBVBA's één jaar de tijd om aan hun bijkomende volstortingsverplichting (van 6.200 EUR naar 12.400 EUR) te voldoen. Deze termijn van één jaar verstrijkt op 2 augustus aanstaande.

    Indien niet tijdig aan de volstortingsverplichting wordt voldaan, wordt de enige vennoot geacht (met zijn privé-vermogen) hoofdelijk borg te staan voor alle verbintenissen van de vennootschap die ontstaan zijn sinds het éénhoofdig worden van de vennootschap.

    De wijze waarop u het kapitaal volstort, kan van belang zijn voor het tarief van de verschuldigde roerende voorheffingbij de latere uitkering van dividenden.

    Het algemeen tarief van de roerende voorheffing op dividenden bedraagt 25%. Dit tarief kan worden verlaagd naar 15% indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan; zo moeten onder meer de aandelen overeenstemmen met een inbreng in geld.

    U kan bijgevolg het kapitaal volstorten door een inbreng van vers geld. U dient hiervoor overigens niet naar de notaris te gaan. Een gewone overschrijving van uw privé-rekening naar de rekening van de vennootschap volstaat.

    U kan ook het kapitaal volstorten door de omzetting van een schuldvordering (bijvoorbeeld de R/C-schuld van de vennootschap aan u). De fiscale administratie beschouwt dergelijke omzetting als een terugbetaling van de schuld in geld, gevolgd door een inbreng van dit geld.

    Wij raden u af het kapitaal te volstorten door incorporatie van reserves in het kapitaal. Zulk een incorporatie vormt ons inziens geen inbreng in geld zodat u het voordeel van het verlaagd tarief van de roerende voorheffing dreigt te verliezen.