Nieuwsbrief
Nieuwsbrief juni 2004
Sinds enkele jaren kan in het Vlaams Gewest zowel de schenking (bij leven) als de vererving (bij overlijden) van een onderneming gebeuren tegen een voordelig belastingtarief en dit ongeacht de opvolger (ook derden): de schenking tegen 2%, de vererving zelfs tegen 0%.
Onder de term 'onderneming' verstaat men zowel de éénmanszaak als de aandelen van een in de EU gevestigde vennootschap. Ook vorderingen op deze vennootschappen kunnen onder het begrip 'onderneming' vallen.
Op het eerste zicht lijkt de vererving van de onderneming het meest voordelig. De regeling in het successierecht is echter aan aanzienlijk strengere voorwaarden onderworpen dan de regeling in het schenkingsrecht.
Hierna bespreken wij de meest essentiële verschillen tussen beide regelingen, waarbij wij ons beperken tot de vererving respectievelijk de schenking van aandelen van vennootschappen.
Vererving van een onderneming aan het 0%-tarief
Het moet gaan om een "familiale" vennootschap. Hieronder wordt verstaan dat de aandelen in de drie jaar voorafgaand aan het overlijden ononderbroken voor ten minste 50% hebben toebehoord aan de overledene, zijn of haar echtgeno(o)t(e) en bepaalde naaste familieleden.
Belangrijkste voorwaarde is de tewerkstellings-voorwaarde : de vennootschap moet in de drie jaar voor het overlijden minstens vijf voltijdse werknemers in het Vlaams Gewest tewerkstellen. Indien er minder dan vijf werknemers worden tewerkgesteld, geldt een proportionele vermindering van de vrijstelling (tot 80, 60, 40 of 20% van de waarde van de aandelen). Voor holdings dient de tewerkstellingsvoorwaarde desgevallend vervuld te worden op het niveau van haar dochtervennootschappen.
De activiteit van de vennootschap is niet relevant, ook holdings en patrimoniumvennootschappen kunnen van de vrijstelling genieten.
Om de vrijstelling te behouden dienen de erfgenamen de aandelen gedurende vijf jaar na het overlijden te behouden. Ook de tewerkstelling dient gedurende vijf jaar gehandhaafd te worden op het niveau van de datum van het overlijden. Het kapitaal van de vennootschap mag in deze periode niet worden verlaagd.
Schenking van een onderneming aan het 2%-tarief
De aandelen die het voorwerp van de schenking uitmaken moeten minstens 10% van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen. De schenking kan eventueel beperkt blijven tot de blote eigendom of het vruchtgebruik.
Belangrijkste voordeel t.o.v. de regeling in het successierecht is dat er geen tewerkstellings-voorwaarde is.
De activiteit van de vennootschap is wel relevant. De vennootschap moet de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, een vrij beroep, een ambt of post tot doel hebben. Holdings en patrimonium-vennootschappen kunnen niet van het verlaagd tarief genieten.
Om het verlaagd tarief te behouden dient de activiteit van de vennootschap zonder onderbreking te worden voortgezet gedurende vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de schenking. Indien de begiftigde de aandelen vervreemdt, dient de verplichting tot voortzetting door de nieuwe eigenaar te worden overgenomen.
Conclusie:
Wie niet kwalificeert voor het 0%-tarief in het successierecht kan best schenken. Ook voor de 2%-regeling in het schenkingsrecht gelden voorwaarden. Wie bijvoorbeeld twijfelt aan de voortzetting van het bedrijf na de schenking, kan nog altijd opteren voor een schenking tegen 3 of 7% (zie volgende bijdrage).
Ook een onbelaste handgift of schenking voor buitenlands notaris is nog steeds mogelijk. Aangezien er dan geen schenkingsrechten betaald zijn, dient de schenker nog drie jaar te leven. Zo niet zijn er alsnog successierechten (tot 27 % in de rechte lijn) verschuldigd….
In de Nieuwsbrief van december 2003 werd melding gemaakt van het voorstel van de Vlaamse Minister van Financiën om het tarief van de schenkingsrechten op schenkingen van roerende goederen te verlagen.
Inmiddels heeft het Vlaams Parlement het voorstel in een decreet omgezet en is de verlaging een feit (Decreet van 19 december 2003 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2003).
Het decreet is in werking getreden op 1 januari 2004.
Bij schenkingen van roerende goederen wordt over het bruto-aandeel van elk der begiftigden een recht geheven van:
- 3 % bij schenkingen in de rechte lijn en tussen echtgenoten;
- 7 % bij schenkingen aan andere personen.
Onder 'echtgenoten' worden eveneens verstaan:
- de persoon die op de dag van de schenking met de schenker 'wettelijk' samenwoont (overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek);
- de persoon of de personen die op de dag van de schenking ten minste één jaar ononderbroken met de schenker samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren.
Het recht wordt berekend over de verkoopwaarde van de geschonken goederen.
Bij schenkingen van de blote eigendom van roerende goederen waarvan hetvruchtgebruik door de schenker is voorbehouden, is de belastinggrondslag de verkoopwaarde van de volle eigendom van de goederen.
Gunstige invloed op de successierechten
- Indien de schenking werd onderworpen aan het schenkingsrecht, worden de geschonken goederen geacht geen deel meer uit te maken van de nalatenschap van de schenker, zelfs al heeft de schenking plaatsgevonden in de loop van de drie jaren vóór het overlijden van de schenker. Dus: eens onderworpen aan schenkingsrechten, zijn over de geschonken goederen geen successierechten meer verschuldigd.
- Indien de schenking werd onderworpen aan het schenkingsrecht, wordt de waarde van de geschonken goederen niet meer gevoegd bij het erfdeel van de begiftigde om het progressief tarief van de successierechten te bepalen van toepassing op dit erfdeel. Dus: eens onderworpen aan schenkingsrechten, telt de waarde van de geschonken goederen niet meer mee bij de berekening van het progressie-voorbehoud inzake successierechten.
Wat betreft een onderhandse akte of een in het buitenland verleden notariële akte houdende schenking van roerende goederen
Een medewerker van de Minister heeft meegedeeld dat het sinds 1 januari 2004 mogelijk is om een onderhandse schenkingsakte of een schenkingsakte verleden voor een buitenlandse notaris, te laten registreren tegen betaling van het verlaagd schenkingsrecht.
Het toepasselijk tarief wordt bepaald door de datum waarop de onderhandse schenkingsakte of de voor een buitenlandse notaris verleden schenkingsakte, ter registratie wordt aangeboden en niet door de datum van die akten.
Sinds de hervorming van de vennootschapsbelasting (Wet van 24 december 2002) dient in het jaar van aanschaf pro rata temporis te worden afgeschreven (de jaarafschrijving dient te worden gereduceerd tot het aantal dagen dat het boekjaar nog loopt). De bijkomende kosten bij aankoop van een actief (bv. niet-aftrekbare BTW) mogen niet langer rechtstreeks in kosten worden geboekt, doch dienen samen met het actief te worden afgeschreven. Deze maatregelen gelden niet voor fiscale KMO's, met name vennootschappen die het verlaagd tarief van de vennootschapsbelasting genieten.
Eén van de (zes) voorwaarden voor het verlaagd tarief is een belastbare winst lager dan € 322.500. Welnu er zijn hele grote vennootschappen met een kleinere winst en anderzijds diverse kleine vennootschappen met een grotere winst. Verder kan een vennootschap door dit criterium het ene jaar wel, het andere jaar weer niet kwalificeren als KMO. In haar arrest van 31 maart 2004 heeft het Arbitragehof deze definitie van KMO als niet objectief beoordeeld en de uitzonderingsbepaling vernietigd.
De regering wenst het gunstregime voor de KMO's (volledige jaarafschrijving in jaar van aanschaf en bijkomende kosten rechtstreeks in resultaat) echter te handhaven en stelt voor om vanaf het aanslagjaar 2005 de KMO-definitie te hanteren van het Wetboek van Vennootschappen, nl. vennoot-schappen die minder dan 100 werknemers tellen en niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden:
- gemiddeld personeelsbestand: 50;
- omzet (excl. BTW): € 6.250.000;
- balanstotaal: € 3.125.000.
De investeringsreserve
KMO's (lees vennootschappen die het verlaagd tarief van de vennootschapsbelasting genieten) kunnen vanaf het aanslagjaar 2004 een belangrijke belastingbesparing realiseren door het aanleggen van een investeringsreserve. In grote lijnen komt de regeling erop neer dat 50% van de gereserveerde fiscale winst van belasting kan worden vrijgesteld met een maximum van ¤ 18.750. De maximale belastingbesparing bedraagt dan € 6.663,75 per jaar.
Voorwaarde tot belastingvrijstelling is dat een bedrag gelijk aan de investeringsreserve wordt geïnvesteerd binnen een termijn van drie jaar vanaf de eerste dag van het boekjaar waarvoor de investeringsreserve wordt aangelegd. Enkel investeringen in afschrijfbare nieuwe materiële of immateriële vaste activa komen in aanmerking. De investeringen dienen minimaal drie jaar in de onderneming te worden behouden.
De belastingvrijstelling is slechts tijdelijk in die zin dat de vrijgestelde investeringsreserve op het passief van de balans dient geboekt te worden en behouden te blijven. Uiterlijk bij de ontbinding van de vennootschap wordt de investeringsreserve dan ook alsnog belast.
In het licht van de uitspraak van het Arbitragehof kunnen wellicht ook KMO's (volgens de definitie van het Wetboek van Vennootschappen) de toepassing van de investeringsreserve claimen.
To be or not to be 'a KMO', that's the question...
Met ingang van 1 januari 2004 is er een nieuwe administratieve circulaire van toepassing op het voordeel van alle aard dat voortvloeit uit het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig.
Het forfaitaire voordeel is afhankelijk van de afstand tussen de woonplaats en de vaste plaats van tewerkstelling (het zogenaamde woon-werkverkeer).
In de tabel hieronder worden de nieuwe forfaits weergegeven. Ingeval de auto slechts een gedeelte van het jaar ter beschikking wordt gesteld, wordt het forfaitair aantal kilometer naar verhouding aangepast.
Afstand woon- werkverkeer | Forfaitair voordeel |
< 25 km = 25 km > 25 km |
5.000 km 5.000 km 7.500 km |
In het forfait zijn begrepen: het woon-werkverkeer en de eigenlijke privé-verplaatsingen (vakanties, weekends, …).
De nieuwe forfaits gelden niet voor:
- zelfstandigen die hun wagen voor privé- en beroepsdoeleinden gebruiken;
- belastingplichtigen die hun werkelijke beroepskosten m.b.t. het woon-werkverkeer bewijzen (€ 0,15/km).
Voor belastingplichtigen die geen woon-werkverkeer hebben (bv. sommige handelsvertegenwoordigers) zou het voordeel steeds berekend worden op basis van het wettelijk minimum van 5.000 privé-kilometer.
Vanaf het inkomstenjaar 2004 zal men op de fiches 281.10 (werknemers) en 281.20 (bedrijfsleiders) melding moeten maken van het aantal kilometer dat voor de berekening van het voordeel in aanmerking is genomen.
Berekening van het voordeel
Om het bedrag van het belastbaar voordeel te bepalen vermenigvuldigt men het forfait met een tarief dat afhankelijk is van de fiscale pk van het gebruikte voertuig (zie onderstaande tabel voor de nieuwe tarieven vanaf 1 januari 2004).
PK | Geïndexeerd bedrag |
4 | 0,1554 |
5 | 0,1824 |
6 | 0,2016 |
7 | 0,2230 |
8 | 0,2433 |
9 | 0,2647 |
10 | 0,2928 |
11 | 0,3210 |
12 | 0,3401 |
13 | 0,3615 |
14 | 0,3750 |
15 | 0,3908 |
16 | 0,4021 |
17 | 0,4099 |
18 | 0,4201 |
19 | 0,4280 |
en meer |
De persoonlijke bijdrage die de werknemer betaalt voor het gebruik van het voertuig mag in mindering worden gebracht van het berekend voordeel.
De nieuwe regeling inzake bedrijfswagens geldt tevens op het vlak van de sociale zekerheid. De solidariteitsbijdrage van 33% is slechts verschuldigd op het voordeel van 5.000 of 7.500 km.
De bestaande akkoorden die omtrent bedrijfswagens zijn afgesloten met de fiscus houden op te bestaan vanaf 1 januari 2004.
De regering heeft zich voorgenomen om met terugwerkende kracht tot 1 januari 2004 de aftrekbaarheid van de restaurantkosten te verhogen.
Nu geldt een aftrekbeperking tot 50%. Voor het inkomstenjaar 2004 zullen restaurantkosten aftrekbaar zijn ten belope van 62,5%, vanaf het inkomstenjaar 2005 ten belope van 75%.
De administratieve tolerantie, waardoor buitenlandse restaurantkosten aftrekbaar zijn ten belope van 100%, wordt opgeheven.
Voortaan hoef je dus niet meer over de grens te gaan eten om je fiscale aftrek te optimaliseren.
Op 1 januari 2003 is het nieuwe Belgisch-Nederlands dubbelbelastingverdrag in werking getreden.
Onder het oude verdrag waren Nederlandse pensioenen - betaald zowel ter zake van een vroegere dienstbetrekking als ter uitvoering van de sociale wetgeving - en lijfrenten uitsluitend belastbaar in België.
Onder het nieuwe verdrag zijn bepaalde Nederlandse pensioenen betaald ter zake van een vroegere dienstbetrekking en bepaalde lijfrenten belastbaar in Nederland.
Zo zijn pensioenen en lijfrenten waarvan het totale bruto bedrag in het kalenderjaar meer bedraagt dan € 25.000, in Nederland belastbaar indien:
- de aanspraak op het pensioen (c.q. de lijfrente) in Nederland van belasting is vrijgesteld, of de bijdragen die daarvoor in het verleden zijn betaald in Nederland in aftrek zijn gebracht, of in het verleden in Nederland in aanmerking zijn gekomen voor fiscale faciliëring en
- het pensioen (c.q. de lijfrente) in België niet progressief wordt belast of in de belastingheffing wordt betrokken voor minder dan 90% van het bruto bedrag.
De pensioenen die belastbaar zijn in Nederland, zijn ook belastbaar in België, althans volgens de tekst van het pensioenartikel van het nieuwe verdrag.
Maar in een administratieve onderrichting (circulaire) heeft de Belgische belastingadministratie inmiddels bevestigd dat voor de in Nederland belastbare pensioenen, in België vrijstelling van belasting wordt verleend (vrijstelling met progressie-voorbehoud).
Volgens toelichting door de Nederlandse Staatssecretaris van Financiën verstrekt aan de Tweede Kamer, zijn pensioenuitkeringen uit Nederlandse C-polissen in Nederland belastbaar. Reguliere termijnen van pensioenen uit B-polissen, van pensioenen gevormd bij pensioenfondsen en van pensioenen door directeuren/aandeelhouders gevormd bij hun eigen vennootschap worden - volgens mededeling van de Belgische belastingadministratie aan de Nederlandse Staatssecretaris - in België progressief belast, zodat deze pensioenuitkeringen in Nederland niet belastbaar zijn. Opgemerkt zij dat Belgische rechtbanken frequent hebben geoordeeld dat pensioenen uit Nederlandse B-polissen, pensioenen van Nederlandse pensioenfondsen en Nederlandse "eigen beheer" pensioenen, in België niet progressief mogen worden belast, zodat Nederland tóch heffingsbevoegd zou zijn en … België vrijstelling zou verlenen.
Om de Nederlandse belastingpil te verzachten heeft Nederland voorzien in een overgangsregeling van toepassing op personen die sinds 5 juni 2001 onafgebroken inwoner van België zijn en die op 5 juni 2001 een volledig afgefinancierde aanspraak hadden op periodieke pensioenuitkeringen en/of lijfrenten.
De overgangsregeling houdt in dat Nederland in 2003 en 2004 geen gebruik maakt van de heffingsbevoegdheid zoals door het verdrag aan haar toegekend en heffing in die beide jaren achterwege laat. In de jaren 2005 tot en met 2009 worden de periodieke pensioenen en/of lijfrenten progressief belast maar zal de belasting worden beperkt tot maximaal 25% van het totaalbedrag van de uitkeringen van het betreffende jaar.
De EBA (Eénmalige Bevrijdende Aangifte) komt slechts traag op gang. Tot op heden blijft de opbrengst ver beneden de begrotingsverwachtingen van de paarse regering. Weliswaar blijkt uit informatieavonden bij banken een grote belangstelling. Er blijven echter veel onbeantwoorde vragen, die de geïnteresseerden (voorlopig?) doen aarzelen…
Zo is er de vraag of opgesoupeerde coupons die al dan niet ooit op een buitenlandse rekening hebben gestaan, in aanmerking komen voor de EBA.
Wat met gelden die onttrokken zijn aan een vennootschap (zwarte omzetten)? Door de verstrenging van de witwaswet heeft de EBA in principe geen uitwerking wanneer er sprake is van misbruik van vennootschapsgoederen…
Wat met ontdoken successierechten? Komt er na de Vlaamse verkiezingen wel een decreet zodat de EBA ook hiervoor geldt?
Is de EBA bij de bank wel zo anoniem wanneer je in de komende belastingaangifte melding dient te maken van het bezit van een buitenlandse rekening in de loop van 2003? Idem voor de intresten geïnd vanaf 1 juni 2003: deze komen niet in aanmerking voor de EBA, zodat zij in de aangifte in de personenbelasting dienen opgenomen te worden. Vaarwel anonimiteit…
Hoe ver teruggaan in de tijd? Beperk ik de EBA tot de fiscaal niet verjaarde inkomsten (5 of maximaal 6 jaar voor de personenbelasting; 10 jaar en 5 maand voor de successierechten)? Of loop ik dan nog het risico op strafrechtelijke vervolging op grond van de witwaswet (voor de fiscaal reeds verjaarde inkomsten)?
Door al deze onzekerheden blijkt in de praktijk een grote terughoudendheid tot het regulariseren van zwarte beroepsinkomsten en niet aangegeven erfenissen. In het kader van een estate-planning zorgt het regulariseren van grijze kapitalen (officiële vermogens waarvan in het verleden uitsluitend de beleggingsinkomsten niet werden aangegeven) vaak voor extra comfort en gemoedsrust bij de betrokkenen.
Op 11 maart 2004 heeft het Europees Hof van Justitie de Franse emigratieheffing op belangrijke deelnemingen veroordeeld wegens strijdigheid met het Europees recht. Zoals ook in Nederland voorziet de Franse wetgeving in een conserverende aanslag bij de emigratie van een aanmerkelijk belang aandeelhouder over het verschil tussen de waarde van de aandelen op het moment van emigratie en de aanschaffingsprijs. De betaling van de aanslag wordt uitgesteld en dient betaald te worden bij verkoop van de aandelen binnen de vijf jaar na emigratie (in de Nederlandse regeling tien jaar).
Het Hof van Justitie beoordeelt de Franse regeling nu als een belemmering voor het vrij verkeer van personen.
Momenteel onderzoekt de Nederlandse Staatssecretaris van Financiën de gevolgen van deze Europese uitspraak voor de Nederlandse regeling. Uit een brief van 13 april 2004 blijkt dat een opheffing van de zekerheidsstelling (om uitstel van betaling van de conserverende aanslag te krijgen, dient de emigrant zekerheid te stellen) volgens de Staatssecretaris zou moeten volstaan om de Nederlandse regeling 'Europroof' te maken. Of dit zo is, wordt sterk betwijfeld door bepaalde auteurs.
Het is dan ook niet denkbeeldig dat de bepaling in het nieuwe belastingverdrag tussen Nederland en België, op grond waarvan Nederland gedurende 10 jaar heffingsbevoegd blijft over 'aanmerkelijk belangvoordelen mits er een conserverende aanslag werd opgelegd', zonder voorwerp is. België (als woonstaat) zou dan na emigratie meteen heffingsbevoegd zijn over aanmerkelijk belangvoordelen. En aangezien de Belgische aanmerkelijk belangregeling uitsluitend voorziet in een heffing bij de verkoop van aanmerkelijk belangaandelen in een in België gevestigde vennootschap, zou de Nederlandse emigrant zijn Nederlandse aanmerkelijk belangaandelen (zelfs kort) na emigratie zonder enige heffing kunnen realiseren. Zowaar nog gunstigere omstandigheden dan halverwege de jaren '90!
Naar jaarlijkse gewoonte hebt U zopas uw aangifte in de Personenbelasting of in de Vennootschapsbelasting in de bus gevonden. Hebt U ze nog niet, dan komt U kortelings aan de beurt.
De uiterste datum voor het indienen van de aangifte in de Personenbelasting over de inkomsten van het jaar 2003 (Aanslagjaar 2004) werd door het Ministerie van Financiën bepaald op 30 juli 2004 (voor vennootschappen wordt het wellicht 31 augustus 2004).
De aangifte vormt als het ware het sluitstuk van onze fiscale advisering en planning. Zij vormt dan ook een essentieel onderdeel van onze dienstverlening en dient dan ook met de grootste zorg te worden samengesteld. In deze context wensen wij nogmaals te benadrukken ons tijdig uw inkomstengegevens en boekhoud-kundige bescheiden ter beschikking te stellen. Zo niet, boeten wij onvermijdelijk in aan kwaliteit.
Wellicht hebt U intussen ook uw aanslagbiljet ontvangen over het aanslagjaar 2003, inkomsten van 2002. Wij maken van deze gelegenheid gebruik om U te wijzen op de korte termijn voor het indienen van een bezwaarschrift, namelijk binnen 3 maanden vanaf de datum van verzending van het aanslagbiljet. Stuur ons dan ook zo vlug mogelijk het aanslagbiljet op ter controle. Zo niet, dreigt U de mogelijkheid te verliezen om een foutieve aanslag aan te vechten.