Lenaerts-Heremans & CoLenaerts-Heremans & Co
Uw contact

nieuwsbrief@lenaerts-heremans.be





ACTUEEL

BEDRIJFSPROFIEL

ACCOUNTANTS

BELASTINGADVISEURS

NIEUWSBRIEF

MEDEWERKERS

JOBS

VERWANTE LINKS

CONTACT

HOME

Nieuwsbrief

Download de Nieuwsbrief Download de Nieuwsbrief

Nieuwsbrief juni 2015











  • SAMEN STERKER FINVISION STERKER SAMEN

    Lenaerts - Heremans & C° treedt toe tot FINVISION Alliance

    Finvision
    FINVISION in Antwerpen is een feit.
    In 2014 hebben wij onze maatschap versterkt met Alix Stockman, tax manager (ex-Big 4), en Rudi Gijbels (ex-CFO), office manager. Sindsdien vormen zij, samen met Jan De Coster en Jan Dingemans, de vennoten van het eerste uur, en Hanne Hendrickx, het management. Het prioritair doel van dit management was het zoeken van een netwerk om de continuïteit van Lenaerts-Heremans veilig te stellen.

    Wij zijn Vlaanderen en Brussel gaan screenen op netwerken van dynamische kantoren op grond van de volgende selectiecriteria:
    1. Het netwerk is niet actief in groot-Antwerpen.
    2. Haar diensten zijn complementair met onze expertises.
    3. Het netwerk is actief in financiële dienstverlening alsook in outsourcing en detachering van financiële profielen.
    4. Het legt de focus op toegevoegde waarde en kwaliteit.
    5. Lenaerts & Heremans is het kenniscentrum op vlak van accountancy en fiscaliteit voor dit netwerk.
    Wij zijn uitgekomen bij het netwerk FINVISION en wij kunnen u vandaag mededelen dat Lenaerts-Heremans aansluit bij deze alliantie. Onze naam verdwijnt en wordt vervangen door 'FINVISION ANTWERPEN'.

    Vanuit het motto '˜SAMEN STAAN WIJ STERKER'™ bundelden in 2012, drie 'onafhankelijke'™ kantoren van bedrijfsrevisoren uit Brussel, Hasselt en Kortrijk, hun krachten onder de noemer FINVISION.

    Met Lenaerts & Heremans & C° heeft FINVISION niet alleen een partner gevonden die de Antwerpse regio op een kwaliteitsvolle manier zal bedienen, maar voegt zij ook een kwalitatief hoogstaand expertisecentrum op vlak van accountancy en fiscaliteit toe aan haar netwerk.

    De LOCATIES in Antwerpen, Brussel, Hasselt, Kortrijk, staan borg voor een doorgedreven lokale integratie en flexibiliteit, waarbij de beschikbare expertise in het netwerk ook ten dienste staat van grotere projecten.

    FINVISION staat voor een heldere visie op het dagdagelijks financieel beheer van zowel de KMO en de grote onderneming, als het internationale bedrijf en de groeionderneming. Daarnaast reikt FINVISION hoogwaardige diensten aan, via verschillende formules, niet alleen op het vlak van audit, controlling, accountancy en fiscaliteit, maar biedt zij ook detachering van financiële profielen op maat aan. Met haar '˜hands-on'™ mentaliteit en pragmatische aanpak, focust FINVISION op het creëren van toegevoegde waarde.

    Door de toetreding tot FINVISION en de breedte van haar netwerk, zal Lenaerts & Heremans & C° naast de accountancy en de fiscaliteit, voortaan ook permanent of interim management, project en credit management, tijdelijke en permanente outsourcing, waarderingen, interne en externe audit, interne en externe rapportering, werving en selectie van financiële profielen, financieel beheer, alsook diensten op vlak van IFRS, US GAAP, WCO, IPO, aan haar cliënteel kunnen aanbieden.

    In 2012 is FINVISION met 31 enthousiaste medewerkers gestart. Vandaag heeft zij een equipe van bijna 80 professionelen, veelal met 'Big'™ ervaring, met complementaire expertise en vaardigheden, sterk in alle aspecten van het financieel beheer: de bevestiging dat met haar ruime expertise en haar dynamische aanpak, zij de verwachtingen van haar klanten inlost.

    Bijkomende informatie :
    www.finvision.be
    info@lenaerts-heremans.be




  • PERSONENBELASTING

    De nieuwe doorkijkbelasting

    Naar verluidt heeft de Ministerraad het wetsontwerp dat de 'doorkijkbelasting' of 'kaaimantaks' zou invoeren, recent goedgekeurd. Het ontwerp dient wel nog door het parlement te worden goedgekeurd. Bedoeling is gevallen te viseren waar een 'normale' belastingheffing wordt vermeden door het tussenschuiven van een juridische constructie.

    De doorkijkbelasting voert daarom een fictie van fiscale transparantie in van laag-belaste private vermogensstructuren ('juridische constructies'). De grens van voldoende belastingheffing wordt hierbij gelegd op 15% van het belastbaar inkomen, dat moet worden bepaald conform de regels van de Belgische Inkomstenbelasting.

    Dit heeft tot gevolg dat inkomsten die vanaf 1 januari 2015 verkregen worden door deze juridische constructies, belast zullen worden in de Belgische personenbelasting alsof ze rechtstreeks verkregen werden door de oprichter(s) van deze juridische constructie. Dit geldt dus ook wanneer de oprichter de inkomsten niet daadwerkelijk heeft ontvangen.

    Wat dient verstaan te worden onder 'juridische constructies'? Er zijn twee categorieën:
    Rechtsvormen gevestigd in een EER-lidstaat zullen nooit worden aangemerkt als een juridische constructie tenzij ze zijn opgenomen in de lijst van een nog op te maken Koninklijk Besluit. Deze in de lijst opgenomen rechtsvormen zullen onweerlegbaar vermoed worden niet aan een inkomstenbelasting te zijn onderworpen dan wel aan een aanzienlijk gunstigere inkomstenbelasting te zijn onderworpen dan in België.

    Voor de rechtsvormen gevestigd in een lidstaat buiten de EER zal een niet-limitatieve lijst worden opgesteld van rechtsvormen die weerlegbaar vermoed worden een juridische constructie te zijn. Voor deze categorie kan de doorkijkbelasting bijgevolg vermeden worden door aan te tonen dat voor een bepaald aanslagjaar de juridische constructie wel degelijk onderworpen werd aan voldoende hoge belasting.

    In de gevallen waar de doorkijkbelasting van toepassing is, ligt de aangifte- en belastingplicht bij de oprichter(s). Deze kunnen enkel ontslagen worden van hun aangifte- en belastingplicht wanneer wordt aangetoond dat de juridische constructie de inkomsten in het jaar van ontvangst op haar beurt heeft betaald of toegekend aan een derde-begunstigde. In dit geval ligt de aangifte- en belastingplicht bij de derde-begunstigde en dan wel enkel voor wat betreft de effectief toegekende inkomsten.

    Verder is het van belang op te merken dat de aard van de inkomsten ongewijzigd blijft (roerende inkomsten ontvangen door de juridische constructie, zullen als roerend inkomen worden belast in hoofde van de oprichters of derde-begunstigde(n), beroepsinkomsten blijven beroepsinkomsten, meerwaarden op aandelen blijven meerwaarden op aandelen enz.) en dat in geval van ontbinding van de juridische constructie de fiscale transparantie niet geldt. Eventuele uitkeringen zullen in hoofde van de oprichter bijgevolg opnieuw belast worden als 'liquidatiebonus' (tegen een tarief van 25%).

    Het ontwerp van wettekst laat overigens nog vele vragen onbeantwoord. Zo blijft het onduidelijk of de doorkijkbelasting van toepassing zal zijn op de bruto-inkomsten dan wel op de netto-inkomsten van de juridische constructie. In het laatste geval zou immers de buitenlandse belasting kunnen worden verrekend. En wat met partnerships die in hun land van vestiging reeds transparant behandeld worden?

    U merkt, het laatste woord is hierover nog niet gezegd.




    Fiscaliteit woonkrediet aanslagjaar 2015

    De belastingvoordelen die verband houden met het verwerven, bouwen of verbouwen van onroerende goederen (interesten, kapitaalaflossingen, ...) hebben onder invloed van de 6de Staatshervorming heel wat wijzigingen ondergaan. De Gewesten zijn met ingang van het aanslagjaar 2015 exclusief bevoegd voor de belastingverminderingen en belasting- kredieten met betrekking tot de uitgaven voor het verwerven of behouden van de 'eigen' woning. Als het om de 'niet eigen' woning gaat, dan zijn de federale voordelen van toepassing. De mogelijke wisselwerking tussen enerzijds de federale en anderzijds de gewestelijke voordelen, gaat gepaard met het nodige denkwerk.

    Begrip 'eigen' woning?
    De eerste stap begint bij de interpretatie van het begrip 'eigen' woning. Afhankelijk van het antwoord op de vraag of uw woning kwalificeert als 'eigen woning', zal men kunnen uitmaken of de uitgaven van de lening die u bent aangegaan voor de financiering van deze woning, thuishoren in de rubriek van de gewestelijke dan wel van de federale voordelen.

    De wet definieert de 'eigen woning' voortaan als de woning die de belastingplichtige als 'eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker' tijdens het belastbaar tijdperk:
    1. ofwel zelf betrekt (d.w.z. waar hij effectief woont);
    2. ofwel zelf niet betrekt om één van volgende redenen :
      • beroepsredenen;
      • redenen van sociale aard;
      • wettelijke of contractuele belemmeringen die het de belastingplichtige onmogelijk maken om de woning zelf te betrekken;
      • de stand van de bouw- of verbouwingswerkzaamheden die het de belastingplichtige onmogelijk maken om de woning daadwerkelijk te betrekken.
    Het door u of één van uw gezinsleden gebruikte beroepsmatige gedeelte van uw woning valt voortaan buiten de definitie van 'eigen' woning. De 'eigen' woning omvat evenmin het deel van de woning dat betrokken wordt door personen die geen deel uitmaken van uw gezin (bijv. huurders). Wanneer u meer dan één woning betrekt, wordt de woning waar uw fiscale woonplaats is gevestigd, als de 'eigen' woning beschouwd. Voorbeeld: Een gehuwd koppel heeft een appartement aan de kust (KI = 2.100 euro) waar ze in het weekend verblijven. Tijdens de week (5 werkdagen) verblijven ze in de gezinswoning te Wilrijk (KI = 1.400 euro), waar ze in het bevolkingsregister zijn ingeschreven. Tot en met aanslagjaar 2014 kon dit koppel kiezen om het onroerend goed met het hoogste KI (nl. aan de kust) als 'eigen' woning aan te merken. M.i.v. aanslagjaar 2015 zal de gezinswoning te Wilrijk (fiscale domicilie) als 'eigen' woning worden gekwalificeerd.

    Als u zowel een woning bezit die u zelf betrekt, alsook een woning die u zelf niet kan betrekken omwille van beroepsredenen, redenen van sociale aard,... (cfr. supra), wordt de woning die u zelf 'effectief' betrekt, als 'eigen' woning aangemerkt. Bezit u uitsluitend woningen die u zelf niet kan betrekken omwille van beroepsredenen, redenen van sociale aard,... mag u zelf de woning aanwijzen die u als 'eigen' woning beschouwt. Hou er wel rekening mee dat die keuze onherroepelijk is tot op het moment dat u ofwel een woning effectief zelf betrekt ofwel niet langer in het bezit bent van de aangeduide woning. Bent u gehuwd of wettelijk samenwonend dan kan slechts één woning als de 'eigen' woning worden beschouwd.

    Wat bij een verhuis?
    De vraag of een woning uw 'eigen' woning is, moet voortaan van dag tot dag worden beoordeeld. Een woning kan tijdens het belastbaar tijdperk gedurende een bepaalde periode als 'eigen' woning kwalificeren en nadien als niet-eigen woning. Of de uitgaven van de lening voor het verwerven of behouden van een woning van een federale dan wel van een gewestelijk belastingvoordeel zullen genieten, zal van dag tot dag moeten worden beoordeeld, naargelang de kwalificatie van de woning op het moment van de uitgave. Als de 'eigen' woning, niet langer de 'eigen' woning is omwille van bijv. een verhuis, dan moeten de betalingen worden opgesplitst naargelang het tijdstip van de verhuis, nl. de betalingen vóór de verhuis en ná de verhuis. Bevindt u zich in dergelijke situatie, dan neemt u best zo spoedig mogelijk contact op met uw kredietinstelling. U zal een maandelijkse uitgavenstaat over 2014 moeten opvragen om uw aangifte correct te kunnen of te laten invullen.

    Welk Gewest is bevoegd?
    Geniet u van de gewestelijke voordelen dan zal het bevoegde Gewest overigens niet het Gewest zijn waar de woning gelegen is, maar wel het Gewest waarin u op 1 januari van het aanslagjaar uw (werkelijke) fiscale woonplaats had. Voortaan gaat men er van uit dat uw woonplaats daar is waar u wettelijk gedomicilieerd bent. Het criterium van 'zetel van fortuin' wordt enkel nog gehanteerd in het geval u geen effectieve woonplaats in België heeft. Wanneer u gemeenschappelijk wordt belast, dan wordt men geacht zijn fiscale woonplaats te hebben waar het gezin is gevestigd. Bent u in 2014 feitelijk gescheiden, dan wordt geacht uw fiscale woonplaats de plaats te zijn waar de laatste echtelijke verblijfplaats van het gezin was. In geval van discussie, zal de fiscus oordelen. Voorbeeld: Een belastingplichtige woont (in een huurhuis) én werkt in Vlaanderen. Deze persoon heeft een in Wallonië gelegen eigen woning, maar kan deze omwille van beroepsredenen niet zelf betrekken. Toch zal deze persoon voor de uitgaven m.b.t. deze Waalse 'eigen' woning, de 'Vlaamse' voordelen genieten.

    Rest ons af te sluiten met het gekende spreekwoord 'bezint eer ge begint' met het invullen van uw belastingaangifte...




    De belastbaarheid van de AOW-uitkering: positieve rechtspraak.

    Wat de belastbaarheid in België van AOW-uitkeringen betreft, blijft er in de Belgische rechtspraak controverse. Iedereen die in Nederland woont of werkt (onafhankelijk van nationaliteit) heeft recht op een AOW-uitkering. Er zijn dus twee aanknopingspunten die recht geven op de toekenning van een AOW-pensioen, namelijk de woonplaats in Nederland of het feit dat men in Nederland werkt of gewerkt heeft.

    Eerdere rechtspraak stelde dat AOW-uitkeringen niet belastbaar zouden zijn in België op basis van de redenering dat de AOW-uitkering geen band zou hebben met de beroepswerkzaamheid Antwerpen, 27 november 2007, Rb. Hasselt, 22 oktober 2009, Antwerpen, 17 maart 2009). Het voor u welbekende arrest van het hof van beroep te Gent weerlegde deze argumentatie van Antwerpen en Hasselt. Het feit dat de belastingplichtige in Nederland heeft gewoond en gewerkt én dus loonbelasting had betaald, is volgens de jurisprudentie voldoende om te stellen dat er wel degelijk een rechtstreeks verband bestaat tussen de AOW-uitkering en de beroepswerkzaamheid. Bijgevolg zijn volgens de jurisprudentie de AOW-uitkeringen in België belastbaar als pensioenen (Gent, 29 november 2011).

    Toch blijft er discussie. Heden zijn er een aantal cassatievoorzieningen hangende die hopelijk definitief uitsluitsel geven. Een eerste cassatievoorziening werd ingeleid tegen het arrest van 21 mei 2013 (Antwerpen, 21 mei 2013). De belastingplichtige had i.c. destijds in Nederland gewerkt. De argumentatie die de belastingplichtige aanvoert in deze voorziening is voor de prak- tijk interessant. Er wordt o.a. verwezen naar een uitgebreide memo van de Nederlandse Sociale Verzekeringsbank die enkele standpunten van de Belgische administratie bekritiseert. Anderzijds is er nog een tweede cassatievoorziening ingesteld tegen het arrest van 4 december 2012 (Antwerpen, 4 december 2012). In dit arrest oordeelde het hof dat de AOW-uitkering niet belast- baar is in België, omdat de belastingplichtige nooit een beroepswerkzaamheid had uitgeoefend in Nederland. De uitkering hield uitsluitend verband met het feit dat de belastingplichtige gedurende een gedeelte van zijn leven in Nederland had gewoond, waardoor een rechtstreekse of onrechtstreekse band met de vorige beroepswerkzaamheid ontbrak. De Advocaat-generaal bevestigt deze stelling ook in zijn conclusies bij de arresten van het Hof van Cassatie van 15 maart 2013 (Concl. D. THIJS bij Cass 15 maart 2013, F.11.0146.N en F.11.0145.N). Het is afwachten wat Cassatie zal oordelen.

    Het loont o.i. de moeite om met zowel uw Nederlandse als Belgische adviseur over dit punt te overleggen. Zij kunnen oordelen of er in België en Nederland een geconsolideerd voordeel is en of het de moeite loont om de administratieve procedure op te starten.




    De buitenlandse dagvergoedingen: verlies de spelregels niet uit het oog.

    De FOD Buitenlandse Zaken kent aan zijn personeel, dat buitenlandse opdrachten uitvoert, forfaitaire dagvergoedingen toe die jaarlijks worden vastgesteld in een lijst, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

    Als werknemers en bedrijfsleiders in de privésector op buitenlandse dienstreis gaan, mag hun onderneming zich voor het toekennen van de dagvergoeding eveneens baseren op deze lijsten. Deze forfaitaire vergoedingen kunnen dan belastingvrij worden uitbetaald als 'kost eigen aan de werkgever', zonder dat enig bewijsstuk omtrent de effectief gemaakte kosten moeten worden aangeleverd. Een werkgever kan ook hogere dagvergoedingen toekennen maar in dat geval zullen de onderliggende kosten wel moeten worden bewezen.

    De forfaitaire dagvergoeding dekt de kleine uitgaven zoals maaltijden, plaatselijk vervoer, fooien, ... Overnachtingskosten en kosten voor verplaatsing zijn niet inbegrepen in het forfait. Als de hotelfactuur, die terugbetaald wordt door de werkgever, ook maaltijden zoals bijvoorbeeld ontbijt bevat, dan dient het forfait verminderd te worden volgens per circulaire vastgelegde percentages.

    Voorwaarden
    Het moet gaan om werknemers en bedrijfsleiders die voornamelijk hun beroepswerkzaamheid op een vaste locatie uitoefenen en eenmalig, occasioneel of regelmatig dienstreizen naar het buitenland maken.

    Indien de dienstreizen deel uitmaken van de normale, dagelijkse beroepsactiviteit, is er dus geen recht op de forfaitaire dagvergoeding.

    Oorspronkelijk was deze regeling enkel van toepassing op buitenlandse dienstreizen die minimaal 10 uur en maximaal 30 kalenderdagen duurden. Sinds 2013 echter mag de forfaitaire dagvergoeding ook toegekend worden voor dienstreizen van langer dan 30 kalenderdagen op voorwaarde dat men de lagere bedragen (van toepassing op niet-kaderleden) hanteert.

    Als een werknemer ziek wordt tijdens de dienstreis mag, volgens de Rulingcommissie, de dagvergoeding doorbetaald worden.

    Geldende forfaits voor dienstreizen naar onze buurlanden

    < 30 dagen> 30 dagen
    Duitsland9356
    Frankrijk9557
    Luxemburg9255
    Nederland9356
    Verenigd Koninkrijk10161





  • VENNOOTSCHAPSBELASTING

    Dividenden en liquidatiebonus aan verminderen roerende voorheffing: overzicht.

    Sinds 1 juli 2013 is het algemeen tarief van de roerende voorheffing op dividenduitkeringen verhoogd tot 25% en werden het verlaagd tarief voor de zogenaamde VVPR aandelen afgeschaft.

    Na veel protest van ondernemers, heeft de regering echter toch terug twee nieuwe gunstregelingen inzake roerende voorheffing op dividenden ingevoerd.

    Het eerste regime, dat dit jaar regelmatig in de schijnwerpers heeft gestaan, is de liquidatiereserve. Deze reserve is reeds besproken in de nieuwsbrief van december 2014 en is sinds aanslagjaar 2015 definitief ingevoerd in de fiscale wetgeving.

    Het regime van de liquidatiereserve laat toe het geheel of een deel van de winst van het boekjaar, na belastingen, over te boeken naar een afzonderlijke rekening binnen het eigen vermogen (d.i. de zogenaamde 'liquidatiereserve').

    Ingevolgde de overboeking van de winst naar deze liquidatiereserve, wordt er een afzonderlijke aanslag van 10% verschuldigd. De afzonderlijke aanslag is een anticipatieve heffing waarop geen enkele aftrek wordt toegestaan en zal (uitgezonderd voor de overgangsregeling regeling die nog zal worden ingevoerd voor de jaren 2012 en 2013) pas geïnd worden samen met de gewone aanslag in de vennootschapsbelasting. Bij latere uitkering zal deze liquidatiereserve, afhankelijk van het moment van uitkering nog aan een bijkomende roerende voorheffing van 0% (uitkering bij liquidatie), 5% (bij uitkering na 5 jaar) of 15% (bij uitkering binnen de 5 jaar) onderworpen worden. Grosso modo komt de regeling erop neer dat men, mits de voorfinanciering van 10% roerende voorheffing, nadien winst kan uitkeren tegen een verlaagd tarief roerende voorheffing.

    Het tweede regime dat toelaat te genieten van een verlaagde roerende voorheffing op dividenden is het regime bekend onder de naam 'VVPR-Bis'. Vanaf 1 juli 2013 kunnen KMO's, na het respecteren van een wachttermijn, een dividend uitkeren aan een verlaagd tarief van roerende voorheffing van 20% of zelfs 15%. Het regime bestaat reeds sinds 2013, maar is enigszins naar de achtergrond verdwenen door de invoering van het regime van de liquidatiereserve. Zowel voor nieuwe alsook voor bestaande vennootschappen kan dit regime worden toegepast.

    Om onder de toepassing te vallen van 'VVPR-Bis' moet de vennootschap een dividend uitkeren afkomstig van aandelen die uitgegeven werden naar aanleiding van een inbreng in geld na 1 juli 2013. Een verlaagd tarief van 20% roerende voorheffing wordt gehanteerd wanneer het dividend toegekend wordt bij de winstverdeling van het tweede boekjaar na de inbreng. Dividenden toegekend uit de winstverdeling vanaf het derde boekjaar na de inbreng of de daaropvolgende boekjaren zullen belast worden aan een verminderd tarief van 15% roerende voorheffing. Aandeelhouders die onder het regime van 'VPPR- Bis' vallen, zullen met andere woorden een éénmalige wachtperiode moeten in aanmerking nemen maar kunnen daarna jaarlijks dividenden uitkeren aan 15% zonder dat er enige wachttermijn gerespecteerd moet worden. Dit in tegenstelling tot de liquidatiereserve waarbij de aandeelhouders vijf jaar moeten wachten per aangelegd gedeelte van de liquidatiereserve.

    Ten slotte kan er worden meegegeven dat het bepalen van het juiste regime voor een vennootschap maatwerk is. Voor een vennootschap met een variabel resultaat zal, in tegenstelling tot een vennootschap dat elk boekjaar winst maakt, het naar alle waarschijnlijkheid minder aan te raden zijn om een liquidatiereserve aan te leggen. Voor een nieuw opgestarte vennootschap kan het dan weer interessant zijn om van in het begin te opteren van het 'VVPR-bis' regime.

    Vergelijkende tabel

    Dividenduitkering (25%) Liquidatiereserve (VVPR-ter) Uitgekeerde dividenden (VPPR-bis)
    25% standaard Afzonderlijke aanslag: 10% Venn.B. Plus een verlaagde RV bij:
    -uitkering binnen de 5 jaar: 15%
    -uitkering na 5 jaar: 5%
    -liquidatie: 0%
    -20% RV vanaf het tweede boekjaar na inbreng
    -15% RV vanaf het derde boekjaar na inbreng
    Grote en kleine vennootschappen KMO's (artikel 15 W.Venn.) KMO's (artikel 15 W.Venn.)
    Toepassing: altijd Toepassing: boekhoudkundige winst na belastingen Toepassing: enkel bij inbreng in geld
    Niet persoonsgebonden Niet persoonsgebonden Wel persoonsgebonden: verlaagd tarief niet langer van toepassing bij overdracht aandelen
    RV verschuldigd op ogen- blik betaalbaarstelling of toekenning 10% ingekohierd met Venn.B. Extra RV verschuldigd op ogenblik van toekenning/betaalbaarstelling dividend RV verschuldigd op ogenblik betaalbaar- stelling of toekenning
    Ten laste van aandeelhouder 10% gedragen door vennootschap 0% - 5% -15 % ten laste van aandeelhouder Ten laste van aandeelhouder
    Cijfervoorbeeld Brutodividend: 10.000 euro
    RV: 2.500 euro Netto-opbrengst: 7.500 euro
    Cijfervoorbeeld (bij liquidatie) Winst (na belastingen): 10.000 euro Max.Liquidatiereserve: 10.000 euro/1,1 = 9.090,90 euro 10% Venn.B.= 909,09 euro Uitkering na 5 jaar: 5% op 9.090,90 = 454,55 Netto-opbrengst: 8.636,36 (of 13,64 % totale belastingdruk) Cijfervoorbeeld Brutodividend: 10.000 euro RV: 2.000 euro of 1.500 euro Netto-opbrengst: 8.000 euro of 8.500 euro





  • BTW

    BTW op kosten van spijzen en dranken toch aftrekbaar?

    De BTW op kosten van spijzen en dranken is in principe niet aftrekbaar (artikel 45 §3, 3° WBTW). In een arrest van 15 juni 2012 oordeelde het Hof van Cassatie echter dat de BTW op cateringkosten toch kan worden gerecupereerd in de mate dat deze kosten kaderen in een publicitair evenement.

    Na zich eerst jaren tegen deze rechtspraak te hebben verzet, is de fiscus recent akkoord gegaan met dit standpunt van het Hof van Cassatie. Dit blijkt uit een nieuwe BTW-beslissing van 13 maart 2015 (Beslissing nr. E.T. 124.247). Hierin wordt bevestigd dat het recht op aftrek van BTW op kosten die gemaakt worden in het kader van een evenement dat de belastingplichtige organiseert voor bestaande of potentiële klanten en dat hoofdzakelijk en rechtstreeks tot doel heeft de verkoop van bepaalde producten of diensten te bevorderen, voor 100% wordt aanvaard. Deze kosten dienen in zulk geval immers niet aangemerkt te worden als "kosten van spijzen en dranken" maar wel als "publiciteitskosten", waarvoor de BTW 100% aftrekbaar is.

    Dit sluit overigens aan bij het standpunt dat de administratie reeds eerder innam, in 2005, wat betreft kosten van onthaal, gemaakt in het kader van een publicitair evenement. Ook hier wordt de BTW-aftrek immers voor 100% aanvaard.

    Het spreekt voor zich dat het van belang is het publicitair karakter van het evenement te kunnen aantonen. De aanleg van een dossier voorzien van foto's, folders, lijst van genodigden enz., kan hierbij zeker nuttig zijn.

    Verlies evenmin niet uit het oog dat dit nieuwe standpunt ook naar het verleden toe kan worden toegepast. Organiseerde u een publicitair evenement in de voorbije drie jaren en werd geen BTW of werd geen BTW op spijzen en dranken gerecupereerd, contacteer ons dan zeker voor meer informatie.




    Opeisbaarheid BTW: overgangsregeling onbeperkt verlengd

    In onze vorige nieuwsbrieven wezen we reeds op de gewijzigde regels voor de opeisbaarheid van BTW. Kort gesteld houdt deze gewijzigde regeling in dat de uitreiking van een factuur als subsidiaire oorzaak van opeisbaarheid van de BTW werd geschrapt (cfr. Nieuwsbrief december 2012). Dit had tot gevolg dat alleen de levering van een goed, de voltooiing van een dienst of de betaling van een voorschot, de BTW opeisbaar maakten (en dus niet langer gewerkt mocht worden met voorschotfacturen).

    De administratie voorzag echter in een overgangsregeling die inhield dat de belastingplichtige de "oude" regels mag blijven toepassen tot 30 juni 2015. Met ingang van 1 juli 2015 zouden de nieuwe regels moeten worden toegepast met dien verstande dat de administratie aan de toepassing van de nieuwe regeling een hele reeks administratieve toleranties koppelde (cfr. Nieuwsbrief december 2014).

    Met een beslissing van 17 april 2015 (Beslissing nr. E.T. 128.109) laat de administratie nu echter weten dat de inwerkingtreding van de nieuwe regeling voor onbeperkte tijd wordt uitgesteld "in afwachting van een nieuwe wijziging in de wetgeving met betrekking tot de opeisbaarheid van BTW". Wat deze nieuwe wettelijke regeling zal inhouden, blijft voorlopig nog een vraagteken.




    De verplichte factuurvermeldingen: even recapituleren

    De wettelijke facturatieregels voorzien een aantal verplichte vermeldingen die steeds op de factuur moeten worden opgenomen. In de praktijk merken we echter dat één of meerdere van deze vermeldingen regelmatig op de facturen ontbreken. Omdat dit, onder andere, de aftrekbaarheid van de aangerekende BTW in het gedrang brengt, is het nuttig de regels even te herhalen.
    Welke vermeldingen mogen niet ontbreken op de factuur:
    Indien u er aan twijfelt of uw uitgaande en/of binnenkomende facturen voldoen aan deze regels, aarzel niet ons te contacteren.






  • ERF- EN SCHENKBELASTING

    De Vlaamse Codex Fiscaliteit en de nieuwe Vlaamse schenkbelasting

    Met ingang van 1 januari 2015 werden het Wetboek Successierechten en het Wetboek Registratierechten (althans de Vlaamse regelgeving) geïntegreerd in de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Met ingang van dezelfde datum is het ook de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) die instaat voor de inning van deze rechten. De overdracht van de regelgeving naar de Vlaamse Codex Fiscaliteit heeft een aantal wijzigingen tot gevolg. We lichten hieronder de belangrijkste wijzigingen kort toe.

    Vooreerst is er de wijziging in terminologie. Waar er vroeger sprake was van successierecht en recht van overgang (voor niet-inwoners met onroerende goederen in België), wordt nu de verzamelterm "erfbelasting" gebruikt. Het registratierecht wordt vanaf heden "registratiebelasting" genoemd.

    Maar daar blijft het niet bij. Wat betreft de erfbelasting heeft de decreetgever van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal tekstuele wijzigingen door te voeren. Zo heeft de Vlaamse regering er door de wijziging van de tekst van artikel 2.7.1.0.4 (oud artikel 5 W.Succ.) voor gezorgd dat toebedelingen op grond van de sterfhuisclausule met ingang van 1 juli 2015 onderhevig zullen zijn aan erfbelasting, waar deze voorheen onbelast bleven. Ook in de wetsartikelen die betrekking hebben op het voordelig tarief voor familiebedrijven wordt één en ander gewijzigd. Zo is het niet meer nodig zijn om voorafgaandelijk een attest aan te vragen bij de Belastingdienst om het verlaagd tarief te kunnen toepassen.

    Wat betreft de toepassing van de antimisbruikbepaling heeft de Vlaamse Minister ondertussen ook een bijgewerkte Omzendbrief laten publiceren in het Belgisch Staatsblad van 25.03.2015. De "witte lijst" van handelingen die op zich niet als fiscaal misbruik kunnen worden beschouwd, alsook de "zwarte lijst", handelingen die op zich wel als fiscaal misbruik worden beschouwd, worden hierbij hernomen. Het gaat over de rechtshandelingen die destijds ook op de federale lijst stonden (cfr. Nieuwsbrief van decem- ber 2012). Verder wordt bevestigd dat testamentaire beschikkingen nooit als fiscaal misbruik kunnen worden gekwalificeerd.

    Verder vestigen we graag de aandacht op een nieuw ontwerp van decreet dat een reeks bepalingen invoegt die de schenkbelasting op onroerend goed grondig wijzigen. In de eerste plaats worden de tariefcategorieën herleid tot twee (rechte lijn en partners -€“ niet-rechte lijn) waar dit er oorspronkelijk vier waren (rechte lijn, broers/zussen, ooms/tantes en neven/nichten, anderen). Bovendien worden de tarieven drastisch verlaagd met ingang van 1 juli 2015. Deze nieuwe tarieven zijn:

    Schalen Tarief rechte lijn
    en partners (basistarief)
    Tarief niet-rechte lijn
    (basistarief)
    0 -150.000 euro 3% 10%
    150.000 – 250.000 euro 9% 20%
    250.000 - 450.000 euro 18% 30%
    > 450.000 euro 27% 40%

    Op de schenking van een onroerend goed met een marktwaarde van 200.000 euro, door een ouder aan zijn kind zou voorheen 17.625 euro schenkbelasting verschuldigd geweest zijn waar deze belasting onder de nieuwe tarieven slechts 9.000 euro bedraagt.

    Tenslotte voegt Vlaanderen twee bijkomende tariefverlagingen in voor de begiftigden die bereid zijn het geschonken goed te renoveren (bv. plaatsing warmtepomp, hoogrendementsbeglazing, ...) of aan te bieden in de huurmarkt (huurcontracten met minimumtermijn van 9 jaar). In deze gevallen worden de drie hoogste tarieven met 6 procentpunten verlaagd (geldt zowel voor het tarief in rechte lijn als voor het tarief in niet-rechte lijn).

    Deze nieuwe tarieven voor de schenking van onroerende goederen kunnen ertoe leiden dat het vandaag, in tegenstelling tot vroeger, interessant wordt om de schenking van onroerend goed te overwegen in kader van uw estate planning. Heeft u hier vragen over, kan u steeds bij ons terecht.






  • ALGEMEEN

    Gunstmaatregelen voor starters

    Het ontwerp van de nieuwe programmawet bevat 3 maatregelen waarmee enerzijds de financiering van starters aangemoedigd wordt en anderzijds de loonkosten van startende ondernemingen worden gedrukt. Zowel vennootschappen als eenmanszaken die als KMO (zie tabel: voldoen aan minimum 2 criteria) kwalificeren, komen tijdens de opstartfase, die geacht wordt 4 jaar te duren, in aanmerking voor deze tegemoetkomingen.

    Micro- onderneming Kleine onderneming Middelgrote onderneming
    Balanstotaal (max.) 350.000 euro 3.650.000 euro 20.000.000 euro
    Omzet (max.) 700.000 euro 7.300.000 euro 40.000.000 euro
    Personeel (max.) 10 50 50


    Tax shelter voor starters
    Een eerste fiscale stimulans is de 'tax shelter voor starters'. Particulieren die aandelen verwerven van een startende onderneming krijgen een belastingvermindering van 30% (voor kleine ondernemingen) dan wel 45% (voor micro-ondernemingen). Er zijn echter diverse beperkingen verbonden aan deze gunstmaatregel. Zo komen beleggings- management-, patrimonium- en beursgenoteerde vennootschappen niet in aanmerking, mag de vennootschap uit het gestorte geld geen dividenden uitkeren noch er kapitaalverminderingen mee doorvoeren en kan ze maximaal 250.000 EUR aan kapitaal ophalen via deze weg. Daarnaast is de participatie per investeerder beperkt tot 100.000 EUR, mag de deelneming in een vennootschap niet groter zijn dan 30% en moeten de aandelen minstens 4 jaar aangehouden worden. Een laatste beperking bestaat erin dat deze belastingvermindering niet geldt voor bedrijfsleiders die aandelen in hun eigen vennootschap verwerven.

    Vrijstelling voor intresten op leningen via crowdfunding
    De tweede gunstmaatregel kan worden genoten indien een natuurlijk persoon een lening via crowdfunding toestaat, met een minimale looptijd van 4 jaar. Leningen die rechtstreeks aan starters worden verstrekt, komen dus niet in aanmerking. De intresten die door de startende ondernemingen worden uitbetaald zijn vrijgesteld van roerende voorheffing. Deze vrijstelling geldt enkel voor intresten op de eerste leningschijf van 15.000 EUR. De maatregel geldt voor alle KMO's, ook de middelgrote, en bedrijfsleiders die een lening toestaan aan hun eigen vennootschap komen eveneens in aanmerking.

    Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing
    Met de laatste maatregel wil men de starters zelf steunen door de loonkost te drukken via een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing. Kleine vennootschappen genieten van een vrijstelling van 10%. Voor micro-ondernemingen wordt dit percentage verhoogd naar 20%.

    Alle fiscale maatregelen treden in werking vanaf 1 juli 2015.






  • PROCEDURE

    Belastingadministratie kondigt controle-acties aan

    Het wordt stilaan een traditie dat de belastingadministratie jaarlijks aankondigt op welke domeinen zij in een bepaald jaar gerichte belastingcontroles zal uitoefenen. Op 21 april 2015 heeft de belastingadministratie op haar website dan ook aangekondigd aan welke controleacties de belastingplichtigen zich dit jaar mogen verwachten

    Particulieren
    Wat particulieren betreft, zullen de gerichte controles zich voornamelijk toespitsen op volgende zaken:

    Ondernemingen
    Ondernemingen mogen zich aan controle verwachten in onder meer de volgende situaties:







  • INTERNATIONALE TEWERKSTELLING

    Dubbelbelastingverdrag België-Luxemburg: praktische oplossing voor dagen activiteit buiten de werkstaat

    Veel mensen die werken in één staat en die wonen in een andere staat zijn er zich niet van bewust dat hun beroepsinkomsten niet per definitie integraal belastbaar zijn in de werkstaat, nl. de staat waar hun werkgever gevestigd is. Veel dubbelbelastingverdragen (zoals bijvoorbeeld de verdragen die België heeft afgesloten met Nederland, Frankrijk en Luxemburg) voorzien immers als basisregel dat men belasting moet betalen in de woonstaat. Het is enkel wanneer de werkzaamheden effectief verricht worden in een andere staat, de werkstaat genaamd, dat deze werkstaat het beroepsinkomen ook effectief mag belasten. De andere werkdagen gepresteerd voor de werkgever buiten de werkstaat zijn dan in principe belastbaar in de woonstaat.

    Nemen we het voorbeeld van een werknemer die woont in België en werkt voor een Nederlandse werkgever. Het aantal werkdagen, 220 op jaarbasis, kan als volgt opgedeeld worden:

    In dit voorbeeld zal Nederland in principe slechts 91% (nl. 200/220) van het loon mogen belasten en zal 9% (nl. 20/220) van het loon in België belastbaar zijn.

    Dat dit een complexe zaak is voor de indiening van de aangifte personenbelasting in België en Nederland is overduidelijk. Vaak is men zich immers niet bewust van deze regels en wordt het inkomen – onterecht – volledig aangegeven en belast in de werkstaat.

    België en Luxemburg erkennen de problematiek en de soms nodeloze complexiteit van deze regeling en hebben daarom op 16 maart 2015 een regeling afgesloten in onderling overleg. Deze regeling voert vanaf 2015 een tolerantie in waardoor een grensarbeider, die zijn beroepsactiviteit gedurende maximum 24 dagen uitoefent buiten de staat waar hij gewoonlijk werkt, toch volledig belastbaar blijft in de werkstaat. Het is de bedoeling om deze tolerantie zo snel mogelijk vast te leggen in een Avenant aan het dubbelbelastingverdrag tussen België en Luxemburg.

    Deze tolerantie valt toe te juichen omdat dit de zaken een stuk eenvoudiger maakt voor veel grensarbeiders, maar geldt dus voorlopig enkel in de relatie België-Luxemburg. Voor mensen die in Nederland werken, wijzigt er dus helaas niets aan de "basisregel".