Lenaerts-Heremans & CoLenaerts-Heremans & Co
Uw contact

nieuwsbrief@lenaerts-heremans.be





ACTUEEL

BEDRIJFSPROFIEL

ACCOUNTANTS

BELASTINGADVISEURS

NIEUWSBRIEF

MEDEWERKERS

JOBS

VERWANTE LINKS

CONTACT

HOME

Nieuwsbrief

Download de Nieuwsbrief Download de Nieuwsbrief

Nieuwsbrief juni 2014









  • ROEREND VERMOGEN/INKOMEN

    'CAP' operationeel sinds 1 mei 2014

    Het Centraal Aanspreekpunt (CAP) is een register dat de bankrekeningnummers en soorten contracten bevat die door natuurlijke personen en rechtspersonen, al dan niet woonachtig in België, gehouden worden bij financiële instellingen in België. Het CAP is een afzonderlijk functionerende entiteit binnen de Nationale Bank. Om de rol van dit aanspreekpunt te begrijpen moeten we even teruggaan in de tijd.

    Sinds 1 juli 2011 werd het bankgeheim versoepeld ten overstaan van de fiscus. Als er aanwijzingen zijn van fraude of als de fiscus van plan is een belastingaanslag te vestigen op basis van tekenen en indiciën dan kan de fiscus over de betrokken belastingplichtige informatie opvragen aan zijn bank. Hetzelfde geldt wanneer inlichtingen worden ingewonnen door een andere staat. Daarbij stelt zich het praktisch probleem dat de fiscus niet weet bij welke Belgische of buitenlandse banken de betrokken belastingplichtige een bankrekening heeft. Vandaar dat reeds in 2011 de oprichting van het CAP in het vooruitzicht werd gesteld. Het heeft uiteindelijk nog drie jaar geduurd om het CAP vorm te geven en het zal nog een jaar extra kosten alvorens het zijn rol volledig zal kunnen spelen.

    Belgische bankrekeningen. Was u op eender welk moment in 2010, 2011, 2012 of 2013 houder van een rekening bij een Belgische financiële instelling, dan heeft deze instelling daarvan zelf melding gedaan aan het CAP. Enkel de identiteit van de cliënten en de lijst van rekeningnummers waarvan die cliënten titularis zijn of waren, worden medegedeeld en dus niet de bedragen of beleggingen op die rekeningen. Het zou intussen gaan om circa 45 miljoen Belgische bankrekeningen.

    Buitenlandse bankrekeningen. Omdat de Belgische overheid de buitenlandse banken moeilijk kan verplichten om gegevens door te spelen aan het CAP, moeten de belastingplichtigen zelf melding doen van hun buitenlandse rekeningnummers. Daartoe zal de fiscus vanaf 1 november 2014 een brief sturen naar alle belastingplichtigen die voor inkomstenjaren 2011, 2012 of 2013 in hun belastingaangifte hebben vermeld dat zij over een buitenlandse rekening beschikten. Ter info, voor inkomstenjaar 2011 zou het gaan om 96.254 Belgen. Uiteraard zijn wij beschikbaar om u met die formaliteiten te helpen.

    Contracten. Ook het bestaan van bepaalde contracten die de bank heeft afgesloten met haar cliënten, moet gemeld worden. We denken hierbij vooral aan alle mogelijke vormen van kredietverlening, leasingovereenkomsten en overeenkomsten aangaande beleggingsactiviteiten. Verzekeringscontracten (bv. Tak 21) zijn op dit ogenblik niet geviseerd. Voor de contracten zal geen informatie doorgegeven worden voor de jaren 2010 tot 2013. De eerste melding voor bestaande contracten op eender welk moment in 2014, moet uiterlijk op 31 maart 2015 gebeuren.

    Privacy. Alle regels van de privacywetgeving zijn van toepassing op de gegevens die het CAP verzamelt. Dit houdt o.m. in dat de banken aan hun cliënten moeten melden dat ze gegevens doorgeven aan het CAP. Belangrijker nog is dat u zelf ook gratis inzage kan vragen van de gegevens die over u bij het CAP bekend zijn en dat u eventuele fouten via de bank kan laten corrigeren.

    Meer info. De website van de Nationale Bank wijdt een apart luik aan de rol van het CAP (goed gestructureerd en helder geformuleerd) en bevat ook de nodige richtlijnen om inzage te krijgen in de op uw naam geregistreerde gegevens.

    Vermogenskadaster? Steeds vaker rijst de vraag of we op weg zijn naar een vermogenskadaster en daarmee ook naar een vermogensbelasting. In een periode waarin een nieuwe regering moet gevormd worden, is het allicht voorbarig om daar uitspraken over te doen. Belangrijk is wel dat het CAP (op dit ogenblik) geen informatie bevat over de bedragen op de rekeningen, zodat er voorlopig geen sprake kan zijn van een vermogenskadaster, al wordt de invoering van dergelijk kadaster wel vergemakkelijkt. Bovendien gaat het niet om een online-bestand. De informatie wordt door de banken slechts een keer per jaar doorgespeeld. Daardoor is het CAP eerder geschikt om de fiscale toestand van iemand over de voorbije jaren na te gaan, dan om te vernemen hoeveel hij op dit ogenblik bezit.

    Noteer dat ook de verplichte melding van buitenlandse individuele levensverzekeringen en van private vermogensstructuren (zie hierna), kaderen in een toenemende transparantie van roerend vermogen.




    Private vermogensstructuren

    In onze nieuwsbrief van december 2013 maakten wij reeds gewag van de meldplicht “private vermogensstructuren”, welke er op neer komt dat de jaarlijkse aangifte in de personenbelasting voortaan het bestaan moet vermelden van “een juridische constructie waarvan de belastingplichtige, zijn echtgenote of de kinderen van wie hij het wettelijk genot van de inkomsten heeft, hetzij een oprichter van de juridische constructie is, hetzij bij zijn weten op enigerlei wijze of ogenblik begunstigde of potentieel begunstigde is van een juridische constructie”.

    Onder juridische constructie (eerste categorie) wordt verstaan, een rechtsverhouding die door een rechtshandeling van de oprichter in het leven wordt geroepen, waarbij goederen of rechten onder de macht van een beheerder worden gebracht om ze te besturen ten behoeve van een begunstigde of voor een bepaald doel (bv. stichtingen, trusts).

    Voorts wordt onder juridische constructie (tweede categorie) ook begrepen, een buitenlandse rechtspersoon die in het land waar hij is gevestigd ofwel niet aan een inkomstenbelasting is onderworpen, ofwel ter zake van de inkomsten van de ingebrachte of verkregen goederen en rechten aan een aanzienlijk gunstiger belastingregeling is onderworpen vergeleken met soortgelijke goederen en rechten in België. Dienaangaande kan verwezen worden naar de zogenaamde ‘zwarte lijst’ die in het Belgisch Staatsblad van 2 april 2014 werd gepubliceerd en welke het voorwerp uitmaakte van onze digitale nieuwsflash van 15 april 2014.

    Terwijl het Wetboek Inkomstenbelastingen een definitie bevat van het begrip ‘oprichter’, is dit niet het geval voor het begrip ‘begunstigde’, laat staat voor het begrip ‘potentieel begunstigde’. Tijdens een recent seminarie verkondigde een ambtenaar van de FOD Financiën dat het begrip ‘begunstigde’ nog verder zou verduidelijkt worden. Vraag is of die toelichting nog op tijd komt gelet op de aangifteperiode die reeds van start gegaan is.

    Maar ook de praktische invulling van het begrip ‘juridische constructie’ (eerste categorie), doet vragen oproepen. Hierover ondervraagd in het parlement, stelde de Minister van Financiën dat een Belgische burgerlijke maatschap, gelet op haar fiscale transparantie, niet beantwoordt aan de definitie van juridische constructie. De vraag of dit ook geldt voor de Nederlandse Stichting Administratiekantoor (STAK), werd vakkundig ontweken door de Minister. Meerdere commentatoren verdedigen dat de STAK niet geviseerd is. Voorts blijkt uit de voorbereidende werken dat “de maatregel niet geldt voor de in België gevestigde rechtspersonen, zoals stichtingen, aangezien de begunstigden van die Belgische instellingen bekend zijn”.

    
De toegenomen transparantie maakt het des te meer noodzakelijk om bij het gebruik van buitenlandse vermogensstructuren alle regels inzake substantie en werkelijke leiding strikt na te leven.

    Eind vorig jaar circuleerden ontwerpteksten van een ‘doorkijkbelasting’. In het vooruitzicht van de verkiezingen werd dit echter niet meer als een prioriteit gezien. De vraag rijst wat de nieuwe regering hier mee gaat doen. Los daarvan geeft artikel 344, § 2 WIB vandaag reeds munitie aan de fiscus om sommige structuren te doorprikken. Deze maatregel voorziet immers in de niet-tegenstelbaarheid van de overdracht door een Belgische belastingplichtige van tegoeden naar entiteiten gevestigd in een zogenaamd belastingparadijs. In 1995 verscheen over dit wetsartikel een uitvoerige bijdrage (tot op heden de enige) met als titel “papieren tijger”. Vraag is of deze tijger spoedig een nieuw leven krijgt. Wordt ongetwijfeld vervolgd.




  • VENNOOTSCHAPSRECHT

    Versoepeling voorwaarden ontbinding en vereffening in één akte

    Met een wet van 25 april 2014 (Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie van 25 april 2014, B.S. 14 mei 2014) werden de voorwaarden waaronder gebruik gemaakt kan worden van de procedure tot ontbinding en vereffening van een vennootschap in één akte, versoepeld.

    Om van de eenvoudige vereffeningsprocedure gebruik te kunnen maken was het tot voor kort vereist dat er “geen passiva zijn luidens de staat van actief en passief” (artikel 184 §5 oud W.Venn.). Dit was in de praktijk vaak moeilijk omdat ook het kapitaal en de reserves deel uitmaken van het passief van de vennootschap. Kosten van de vereffening (roerende voorheffing, notaris, revisor, …) moesten steeds worden vooruitbetaald en schulden ten aanzien van de aandeelhouders (bv. R/C) waren volgens de letter van de wet een probleem.

    De wet van 25 april 2014 herschrijft nu deze voorwaarde zodanig dat van de vereenvoudigde procedure gebruik kan worden gemaakt wanneer “alle schulden ten aanzien van derden zijn terugbetaald of de nodige gelden om die te voldoen werden geconsigneerd’. Schulden ten aanzien van aandeelhouders of vennoten zijn bijgevolg niet langer een probleem. Bovendien volstaat het dat de gelden nodig voor betaling van de schulden aan derden worden geconsigneerd.

    De nieuwe regeling is van toepassing sinds 24 mei 2014.




  • PERSONENBELASTING

    Verhoging belasting op liquidatieboni

    In onze vorige twee nieuwsbrieven brachten wij de verhoging van het belastingtarief op liquidatieboni reeds ter sprake. Ter herinnering, met ingang van 1 oktober 2014 stijgt dit tarief van 10 % naar 25 %. Bestaande reserves kunnen echter ‘vastgeklikt’ worden aan het huidige tarief van 10 %. Voor de ondernemingen die boekhouden per kalenderjaar, is het intussen te laat. Vennootschappen die hun boekjaar afsluiten tussen datum van verschijnen van deze nieuwsbrief en de uiterlijke datum van 30 september 2014, kunnen nog wel gebruik maken van de overgangsmaatregel mits de beslissing daartoe zeer spoedig wordt genomen.

    De meeste vennootschappen met aardig wat ‘opgepotte’ reserves, hebben dankbaar gebruik gemaakt van de overgangsmaatregel. Ons kantoor heeft de afgelopen maanden dan ook tal van dossiers begeleid.

    Los van de overgangsregeling, vragen vele ondernemers zich af of het niet het moment is om ermee te stoppen en de vennootschap te vereffenen. Verwacht mag worden dat de komende maanden nog heel wat vennootschappen zullen vereffend worden. De vereenvoudigde vereffeningsprocedure van ontbinding en vereffening in één akte werd recent nog versoepeld (zie elders in deze nieuwsbrief). Maar ook voor wie geen gebruik kan maken van de vereenvoudigde procedure, is er goed nieuws. De Minister van Financiën heeft immers bevestigd dat het huidige tarief van 10 % eveneens van toepassing is op voorschotten op vereffening die worden uitgekeerd vóór 1 oktober 2014 terwijl de vereffening pas gesloten wordt na 1 oktober 2014. Dit kan in sommige gevallen soelaas bieden wanneer de vereffening niet tijdig rond geraakt.

    Tot slot, de verhoging van het belastingtarief op liquidatieboni geldt ook voor Belgische rijksinwoners die aandelen aanhouden van een buitenlandse vennootschap, welke zij op korte of middellange termijn wensen te vereffenen. Zij zullen dan niet alleen geconfronteerd worden met de buitenlandse bronheffing, maar ook met de intussen verhoogde Belgische belasting op het netto dividend.




    belastingverhoging en administratieve boetes in de inkomstenbelasting

    Bij niet-aangifte, onvolledige of onjuiste aangifte personenbelasting, kan de fiscus u een belastingverhoging opleggen. De berekening van deze belastingverhoging werd met ingang van aanslagjaar 2013 aangepast. Waar deze voorheen berekend werd op de verschuldigde belasting op de niet-aangegeven inkomsten, na verrekening van voorheffingen, voorafbetalingen en andere verrekenbare bestanddelen, wordt de verhoging sinds aanslagjaar 2013 berekend op de verschuldigde belasting vóór de verrekening van voorheffingen, voorafbetalingen, enz.

    Stel, u deed géén aangifte. Er volgt een aanslag van ambtswege waarbij 10 % belastingverhoging wordt opgelegd. Er werd 20.000 EUR bedrijfsvoorheffing ingehouden en de totale belasting van de aanslag van ambtswege bedraagt 20.000 EUR. Voorheen zou er 10 % belastingverhoging berekend worden op de bijkomende belasting, namelijk 0 EUR. Door voldoende vooraf te betalen kon men zo de belastingverhoging vermijden. Sinds aanslagjaar 2013 wordt daarom de belastingverhoging berekend op de totaal verschuldigde belasting vóór verrekening van voorheffingen. In het cijfervoorbeeld zal dit dus leiden tot een te betalen bedrag van 2.000,00 EUR (10 % van 20.000 EUR).

    Een tweede wijziging is in het voordeel van de belastingplichtige. Voorheen werd de belastingverhoging niet opgelegd wanneer de niet-aangegeven inkomsten het bedrag van 620 EUR niet overschreden. Dit grensbedrag is nu opgetrokken tot 2.500 EUR.

    Ook de administratieve boetes, die onder meer kunnen worden opgelegd bij laattijdige indiening van de aangifte personenbelasting, werden verzwaard. Voorheen werd een eerste overtreding meestal onbestraft gelaten. In de nieuwe regeling kan bij een eerste overtreding reeds een boete van 50 EUR worden opgelegd. U krijgt wel steeds eerst nog een herinneringsbrief. Tijdig reageren op deze brief is de boodschap.




    Zesde staatshervorming

    De gewesten zijn met ingang van 1 juli 2014 exclusief bevoegd om belastingverminderingen en belastingkredieten toe te staan voor o.a. volgende uitgaven:

    Vanaf 1 januari 2015 komen hier ook de uitgaven met betrekking tot verwerving en behoud van uw eigen woning bij, beter bekend onder de term ‘woonbonus’.

    De woonbonus blijft voor inkomstenjaar 2014 nog een federale bevoegdheid maar wordt alvast een belastingvermindering in plaats van een aftrekbare besteding.

    De fiscaliteit met betrekking tot andere woningen dan uw eigen woning, blijft wel een federale bevoegdheid.




    Uiterste indieningsdata aangifte personenbelasting

    Voor uw aangifte in de personenbelasting over aanslagjaar 2014 (inkomstenjaar 2013) brengen wij u graag volgende belangrijke data in herinnering: Indien u uw aangifte in de personenbelasting per post indient, dan moet u deze ten laatste bij de administratie doen toekomen op 26 juni 2014. Dit is de uiterste indieningsdatum voor alle papieren aangiftes, zowel ingediend door uzelf als door uw mandataris.

    Dient u uw aangifte elektronisch (via Tax-on-web) in, dan heeft u hiervoor tijd tot 16 juli 2014.

    Laat u uw aangifte door een mandataris indienen via Tax-on-web, dan is de uiterste indieningsdatum 31 oktober 2014. Vergeet niet tijdig uw gegevens aan te leveren.




  • SOCIAAL

    Aanpassing systeem RSVZ

    Onlangs werd de hervorming van de sociale bijdragen voor zelfstandigen goedgekeurd. De berekening van de sociale bijdragen voor zelfstandigen zal vanaf 2015 grondig wijzigen. Hieronder zetten wij kort de hoofdlijnen uiteen en wijzen wij u op enkele optimalisatiemogelijkheden.

    Tot op vandaag worden de persoonlijke sociale bijdragen van de zelfstandige definitief berekend op basis van de netto beroepsinkomsten van drie jaar terug. In 2014 betaalt u dus sociale bijdragen op uw netto beroepsinkomsten van 2011. Dit systeem kan ertoe leiden dat de betaling van de sociale bijdragen financieel moeilijk ligt, omdat uw huidige inkomsten sterk lager liggen dan die van drie jaar geleden. Om de betaling van de sociale bijdragen beter te laten aansluiten bij de economische realiteit en om tot een billijker systeem te komen, wordt er vanaf 2015 een nieuwe berekeningswijze ingevoerd. De sociale bijdragen zullen immers definitief berekend worden op de inkomsten van het jaar zelf (en dus niet langer op het inkomen van drie jaar terug). Het basisprincipe op grond waarvan de zelfstandige ieder kwartaal een voorstel van sociale bijdragen ontvangt (nog wel berekend op het inkomen van drie jaar terug), blijft behouden. Evenwel zullen deze voorlopige bijdragen worden geregulariseerd zodra uw sociaal verzekeringsfonds uw werkelijk inkomen van het jaar zelf kent (via de belastingadministratie). Voor uw inkomsten van 2015, zal u m.a.w. in 2017 een afrekening ontvangen. Wanneer blijkt dat uw bijdragen te laag waren, zullen op de bijkomende afrekening wel verhogingen worden gerekend. In het omgekeerde geval, wanneer uw referte-inkomen te hoog werd geschat, zal u een tegoed ontvangen, evenwel zonder rente. Dit tegoed kan worden gebruikt voor de betaling van de actuele bijdragen.

    Wij adviseren u om, van zodra u er vrij zeker van bent dat uw beroepsinkomsten in een bepaald jaar (vanaf 2015) aanzienlijk meer of minder zullen bedragen dan drie jaar terug, met ons contact op te nemen. In het nieuwe systeem zal u namelijk aan uw verzekeringsfonds in het jaar zelf ofwel een verhoging van de voorlopige bijdragen kunnen vragen ofwel spontaan een bijstorting kunnen doen. Op deze manier vermijdt u een grote afrekening. Bovendien levert dit u een bijkomende belastingbesparing in de personenbelasting op, aangezien de sociale bijdragen fiscaal volledig aftrekbaar zijn in het jaar van betaling. Mogelijks zal u ook een hogere premie in uw VAPZ kunnen storten, wat eveneens leidt tot een supplementaire belastingbesparing, aangezien ook deze premies fiscaal aftrekbaar zijn. Let wel, bij een verzoek tot aanpassing van de bijdragen ‘in min’, zal u aan de hand van objectieve gegevens (o.a. ziekte, ongeval, dalende omzet volgens btw-aangiften,…) moeten kunnen aantonen dat uw inkomsten gedaald zijn in vergelijking met drie jaar geleden.

    In de nieuwe regeling zullen uw definitieve bijdragen als gevestigde zelfstandige (stel u was reeds zelfstandige op 31 maart 2009) bijgevolg nooit berekend worden op uw beroepsinkomsten van 2012 tot en met 2014. Wanneer u in deze jaren een hoger loon opneemt (bijv. in de vorm van een tantième over het boekjaar 2013 of 2014) zal u daar geen extra sociale bijdragen op verschuldigd zijn. U houdt er bijgevolg meer van over in vergelijking met de oude regeling. Let wel, uw beroepsinkomen van 2014 zal als referentie dienen voor de berekening van uw voorlopige bijdragen van 2017. U ontvangt dus pas in 2019 een tegoed.

    Na de stopzetting van uw activiteit met realisatie van een stopzettingsmeerwaarde, zal u in principe nog een regularisatie ontvangen. Deze kan financieel hard aankomen. Bovendien kan, bij gebreke aan beduidende beroepsinkomsten, de fiscale aftrek mogelijk niet ten volle worden genoten. De wetgever is hier echter aan tegemoet gekomen. In het jaar waarin u met pensioen gaat of de activiteit stop zet, zal u kunnen vragen om de stopzettingsmeerwaarde die u realiseert, vrij te stellen van sociale bijdragen. Deze uitzonderingsbepaling zou wel eindigen op 1 januari 2019 (behoudens verlenging bij Koninklijk Besluit).






  • VENNOOTSCHAPSBELASTING

    Vastgoed in de vennootschap anno 2014

    Mogelijk heeft u hier en daar het gerucht al opgevangen in de pers: de fiscus viseert vastgoed in de vennootschap. Goederen die uitsluitend gebruikt worden voor de uitoefening van de economische activiteit vormen uiteraard geen probleem. Maar vastgoed dat gratis ter beschikking wordt gesteld voor het privé-gebruik van de bedrijfsleider van de vennootschap, is hoe langer hoe meer een doorn in het oog van de fiscus.

    Tot voor kort viel de fiscus uitsluitend de “constructies” aan waarbij de blote eigendom van een onroerend goed werd aangekocht door de privépersoon/bedrijfsleider en het vruchtgebruik door de vennootschap. Zo zagen we dat in 2013 in zo goed als elk dossier met een vruchtgebruik, een vraag om inlichtingen werd ontvangen. Een aantal dossiers werd vervolgens onderworpen aan een grondige fiscale controle. Het oogmerk van de fiscus was hierbij in hoofdzaak het controleren van de waardering van het vruchtgebruik (waarbij de fiscus de formule Ruysseveldt als de enige juiste weerhoudt). De belangrijkste factor in de formule Ruysseveldt is de “huurwaarde” van het betreffende pand. Bij gebreke aan een schattingsverslag met de nodige referenties die de marktconformiteit van de gehanteerde huurwaarde onomstotelijk aantoont, zal de fiscus zich baseren op de huurwaarde die zij doorkrijgt van het Kadaster. Onnodig te melden dat deze huurwaarde in de meeste gevallen een stuk lager ligt dat de werkelijkheid. Hier blijkt opnieuw het belang van een goed gedocumenteerd dossier. Immers, bij een te hoge waardering van het vruchtgebruik, zal de fiscus trachten een voordeel alle aard te belasten bij de bedrijfsleider.

    Echter, recent is gebleken dat sommige controleurs ook het bezit van de volle eigendom van een pand dat geheel of gedeeltelijk privé wordt aangewend door de bedrijfsleider, onder de loep nemen. Dit niettegenstaande de volle eigendom toch een stuk minder fiscale voordelen biedt dan een vruchtgebruik (wanneer het vruchtgebruik uitdooft is er immers geen meerwaardebelasting verschuldigd). Meer bepaald wordt getracht de kosten (afschrijving, financiering, onroerende voorheffing, onderhoud, …) van de volle eigendom te verwerpen.

    De vraag is op welke wettelijke grondslag de fiscus zich hiervoor kan baseren. Het basisprincipe vinden we terug in artikel 49 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen (hierna “WIB92”). Dit artikel stelt dat kosten fiscaal aftrekbaar zijn wanneer ze gemaakt zijn om belastbare inkomsten te verwerven of te behouden. In dit kader wordt opgemerkt dat het tevens belangrijk is dat de kosten gemaakt worden in het kader van de economische activiteit die werkelijk door de vennootschap wordt uitgeoefend en die ook als dusdanig omschreven staat in het maatschappelijk doel van de vennootschap zoals het voorkomt in de statuten.

    Een kost kan echter op grond van artikel 53, 10° WIB92 eveneens gedeeltelijk worden verworpen wanneer de fiscus kan aantonen dat de kost buitensporig hoog is, rekening houdend met de inkomsten die er mee beoogd worden (let op, de fiscus kan wat dit betreft slechts een marginale toetsing doorvoeren aangezien niet geraakt mag worden aan de beleidsvrijheid van de belastingplichtige).

    Dat kosten die verband houden met de volle eigendom van een onroerend goed, gemaakt worden om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden staat o.i. buiten kijf. Op lange termijn is er immers de meerwaarde die gerealiseerd zal worden bij een verkoop. Gelet op de huidige vastgoedmarkt is dit nog steeds een hoop die rechtmatig gekoesterd mag worden. Tussentijds is er ook de mogelijkheid tot het behalen van periodiek rendement. Het staat de vennootschap immers vrij het pand, dat vandaag weliswaar gebruikt wordt door de bedrijfsleider, aan te wenden voor de uitoefening van de activiteit dan wel voor de verhuur aan derden. Daarnaast is er het argument dat de gratis terbeschikkingstelling van het pand deel uitmaakt van de bezoldiging van de bedrijfsleider. De wetgever voorziet zelf in de mogelijkheid om de bezoldiging van bedrijfsleiders geheel of gedeeltelijk in natura uit te betalen (artikel 36 WIB92 en artikel 18 KBWIB92, die de forfaitaire waardering van deze voordelen vaststellen). Indien het gratis gebruik van de woning deel uitmaakt van de bezoldiging van de bedrijfsleider, dan zijn de kosten die daarmee verband houden in principe aftrekbaar (bezoldigingen zijn een aftrekbare kost - artikel 195 en 52, 3° WIB92). Uiteraard moet het voordeel wel vermeld worden op de loonfiche en belast worden in de personenbelasting. Ook moet in de gaten gehouden worden dat de toegekende bezoldiging in z’n geheel niet onredelijk hoog is rekening houdend met de geleverde prestaties van de bedrijfsleider en de behaalde of te behalen belastbare inkomsten door de vennootschap. Om deze reden is het zeker aangewezen om goed te documenteren ter vergoeding van welke prestaties bepaalde voordelen worden toegekend. De notulen van de jaarlijkse algemene vergadering zijn o.i. de geschikte plaats om de evaluatie van het bezoldigingspakket van de bedrijfsleider vast te leggen.

    Of de invraagstelling van de aftrekbaarheid van kosten van volle eigendom uniform is en op nationaal niveau controles zal uitlokken dan wel of het slechts om een lokale aanpak gaat, is nog onduidelijk. Indien een vraag om inlichtingen wordt ontvangen, dan kan bovenstaande alvast wel in gedachten gehouden worden.

    Verlies ook niet uit het oog dat de rechtspraak niet éénduidig is, al hebben de negatieve uitspraken dikwijls betrekking op situaties waarbij er sprake is van excessen of er geen voordeel alle aard werd aangegeven. Ook de hoger genoemde “bezoldigingstheorie” wordt niet steeds aanvaard, wanneer niet kan aangetoond worden dat er werkelijke prestaties tegenover staan. Voorzichtigheid en redelijkheid zijn in ieder geval principes die hoog in het vaandel gedragen moeten worden, wil men discussies vermijden.






  • SUCCESSIEPLANNING

    Heeft u al een testament?

    Schenken, erven en successierechten (besparen). Deze onderwerpen krijgen steeds meer aandacht in de media en de boodschap is duidelijk, wil men successierechten besparen, dan moet actie worden ondernomen. We merken echter binnen ons cliënteel dat mensen nog dikwijls successieplanning uitstellen tot een latere leeftijd en dat er uiteindelijk soms helemaal geen stappen worden gezet. Het betreft immers niet zelden onderwerpen waar men liever niet over praat. Met deze tekst willen wij graag nogmaals uw aandacht vestigen op de voordelen die kunnen bekomen worden door bepaalde stappen te ondernemen. En deze hoeven niet altijd zeer ingewikkeld te zijn.

    Voor gehuwden: het huwelijkscontract
    Aan het opnemen van bepaalde bedingen in het huwelijkscontract liggen niet zozeer fiscale motieven ten gronde dan wel de verzorging van de langstlevende. En dat is even belangrijk. Er mag immers niet uit het oog worden verloren dat op grond van het wettelijk erfrecht aan de langstlevende huwelijkspartner slechts het vruchtgebruik wordt toegekend op de ganse nalatenschap (in de hypothese dat er kinderen zijn). Dit betekent dat, behalve wat de ene helft van het gemeenschappelijk vermogen betreft die sowieso volle eigendom is van de langstlevende, de andere helft na het overlijden van de partner slechts in vruchtgebruik toekomt aan de langstlevende partner terwijl de blote eigendom toekomt aan de kinderen. De splitsing van het gemeenschappelijk vermogen in vruchtgebruik en blote eigendom kan in de praktijk vervelende beperkingen tot gevolg hebben. Om die reden kan het nuttig zijn om in het huwelijkscontract een verblijvingsbeding of een keuzebeding op te nemen. Door toepassing van deze bedingen kan de langstlevende de volle eigendom op een deel of het geheel van het gemeenschappelijk vermogen worden toebedeeld. Het voordeel ten opzichte van een testament is dat een huwelijkscontract niet eenzijdig gewijzigd kan worden.

    Schenken
    Het schenken van roerende goederen (geld, aandelen, …) wordt in België fiscaal gunstig behandeld. Zo kan men in Vlaanderen, onafhankelijk van de grootte van de schenking, roerende goederen schenken aan een vast tarief van 3%, tenminste wanneer de schenking gebeurt in rechte lijn (ouders, kinderen, kleinkinderen). Schenkt men aan andere personen (neef, tante, vriendin, …) dan bedraagt het tarief 7%. Dit terwijl de tarieven van het successierecht progressief zijn:

    Rechte lijnZijlijn
    SchijfTariefSchijfTarief
    0 – 50.000 EUR3%0 – 75.000 EUR30%
    50.000 – 250.000 EUR9%75.000 – 125.000 EUR55%
    > 250.000 EUR27%> 125.000 EUR65%


    Het spreekt voor zich dat in vele gevallen een vast tarief van 3% resp. 7% een stuk voordeliger is.

    Bovendien kan men ook schenken zonder betaling van het schenkingsrecht (bankgift, schenking voor Nederlandse notaris). Weliswaar moet dan rekening gehouden worden met een risicotermijn van 3 jaar. Komt men te overlijden binnen de 3 jaar na de schenking dan zullen de geschonken goederen alsnog in de nalatenschap opgenomen worden. Wil men het genot of de controle behouden over de geschonken goederen, dan kan gewerkt worden met een schenking onder last, een voorbehoud van vruchtgebruik of de oprichting van een controlevehikel zoals een burgerlijke maatschap of een STAK.

    Testament
    Met een testament kan u bepalen aan wie uw vermogen dient toe te komen na uw overlijden en voor welk deel, weliswaar rekening houdend met de wettelijke reserve van bepaalde erfgenamen. Niet onbelangrijk is dat u tevens bijkomende modaliteiten kan koppelen aan het verkrijgen van het erfdeel door de erfgenaam (bv. betaling van een lijfrente, bewindvoering tot een bepaalde leeftijd, sanctie i.g.v. niet naleven van bepaalde voorwaarden). Om een goede gang van zaken te waarborgen kan een onafhankelijke testamentuitvoerder worden aangesteld.

    Een ander voordeel van het testament is dat u de mogelijkheid heeft om een generatie over te slaan en reeds een deel van uw vermogen toebedeeld kan worden aan uw kleinkinderen (generation skipping). Maar ook de opname van een duo-legaat of restlegaat kunnen fiscaal interessant zijn.

    Het is niet terecht te denken dat bovenstaande punten enkel van belang zijn voor mensen op leeftijd. De verzorging van de langstlevende echtgenoot is immers ook op jongere leeftijd een belangrijk onderwerp, in geval van voortijdig overlijden van een van beide partners. En wie zal aangesteld worden als voogd over de minderjarige kinderen wanneer u beiden onverhoopt zou komen te overlijden? Als u niets geregeld heeft, zal het de rechter zijn die beslist. Bovendien heeft een testament een evolutief karakter. Net zoals de wetgeving kunnen ook uw wensen veranderen van dag op dag. Het kan bijgevolg zeker nuttig zijn om reeds bestaande testamenten na zekere tijd te herbekijken.

    Ingewikkeld? Niet noodzakelijk, contacteer ons en wij helpen u graag verder.