Nieuwsbrief
Nieuwsbrief december 2011
- BEGROTINGSMAATREGELEN
Fiscale impact begrotingsmaatregelen
- BTW
BTW en voordelen in natura
- VENNOOTSCHAPSBELASTING
Rechtzetting voordelen alle aard in rekening-courant
Fiscale behandeling van geschenken aan klanten
- REGISTRATIE- EN SUCCESSIERECHT
Sterfhuisclausule: toch successierechten verschuldigd?
Vlaamse regering schrapt schenkingsrechten voor familiebedrijven
- SOCIAAL
Studentenarbeid: nieuwe regels vanaf 01/01/2012
Fiscale impact begrotingsmaatregelen
Nu de federale regering op 6 december de eed afgelegd heeft, en er stilaan meer informatie beschikbaar komt over de fiscale maatregelen in het regeringsakkoord, is het nuttig om even stil te staan bij de verwachte fiscale impact van deze maatregelen voor u en uw vennootschap op het gebied van de inkomstenbelastingen. Deze bijdrage is opgesteld op basis van de beperkte informatie die op 6 december 2011 beschikbaar was. De bedoeling is dan ook vooral om u een eerste indruk te bezorgen van de belangrijkste maatregelen en mogelijke impact voor u en uw onderneming. Het kan echter niet uitgesloten worden dat bepaalde van de hieronder beschreven maatregelen alsnog zouden “sneuvelen” of nog wijzigingen zouden ondergaan. Daarom nodigen wij u graag uit om ons persoonlijk te contacteren om uw concrete situatie verder te bespreken in het licht van de verdere ontwikkelingen. Wat er alvast niet komt is een algemene vermogensbelasting en een algemene belasting op meerwaarden op aandelen voor particulieren. Een nieuwe fiscale amnestiemaatregel heeft de eindstreep evenmin gehaald. Hieronder vindt u een overzicht van de belangrijkste maatregelen.Voor de beleggers
De tarieven van de taks op de beursverrichtingen zullen stijgen met 30%, evenals de plafonds die gelden per verrichting. Het bestaande tarief van 15% voor interesten en bepaalde dividenden wordt opgetrokken tot 21%. Interesten op spaarrekeningen die onder een bepaalde grens blijven, zouden vrijgesteld blijven. Liquidatiedividenden zou ook in de toekomst belast blijven aan 10%. Voor de “gewone” dividenden en interesten die vandaag reeds onderworpen zijn aan 25% roerende voorheffing verandert er niets. Naar verluidt zouden dividenden die uitgekeerd worden in het kader van een inkoop eigen aandelen ook belast worden aan 21% of aan 25%. Voor de schijf van roerende inkomsten bestaande uit interesten en dividenden boven 20.000 euro wordt een extra heffing van 4% opgelegd. Voor de berekening van deze grens van 20.000 euro worden de vrijgestelde inkomsten (spaarboekjes, verzekeringsproducten, beveks, enz.) en liquidatieboni niet mee in aanmerking genomen. Het is op dit moment onduidelijk of royalty inkomsten ook mee in aanmerking moeten genomen worden voor de berekening van de grens van 20.000 euro. Wie meer dan 20.000 euro intresten en dividenden ontvangt betaalt op het surplus 25% belasting (vrijgestelde inkomsten zoals uit spaarboekjes zouden evenwel niet onderhavig zijn aan deze verhoging met 4% maar zouden wel in aanmerking genomen worden om de grens van 20.000 euro te berekenen). Ondanks eerdere geruchten, zouden verzekeringsproducten en bepaalde beleggingsproducten (zoals bijvoorbeeld beveks) dus niet aan roerende voorheffing onderworpen worden, wat naar alle waarschijnlijkheid hun fiscale aantrekkelijkheid in vergelijking met de andere roerende beleggingen ten goede zal komen. Het zou ook verplicht worden om alle buitenlandse bankrekeningen aan te geven bij een centraal register van de Nationale Bank van België.
Aandelen en effecten aan toonder
De omzetting van aandelen of effecten aan toonder in aandelen of effecten op naam of gedematerialiseerde effecten, dus ook van uw eigen vennootschappen, zou belast worden aan 1% voor omzettingen in 2012 en aan 2% bij omzetting in 2013. Wij raden u dan ook aan om zo snel mogelijk te inventariseren of u nog aandelen aan toonder bezit en desgevallend nog voor jaareinde de nodige stappen te ondernemen en eventueel de statuten van uw eigen vennootschappen nog snel aan te passen.
Voordelen verstrekt aan werknemers en bedrijfsleiders
Een van de maatregelen die het meest ruchtbaarheid gekregen heeft in de pers, is de invoering van nieuwe regels om het belastbaar voordeel voor het privé gebruik van bedrijfswagens te berekenen. Voor de duurdere bedrijfswagens kan deze maatregel een belangrijke belastingverhoging met zich meebrengen. Het nieuwe voordeel zou – ongeacht het aantal privé kilometers – als volgt berekend moeten worden: 6/7den van de catalogusprijs (inclusief BTW en opties en voor korting) x een CO2 coëfficiënt.
Deze coëfficiënt bedraagt 5,5% voor een dieselvoertuig met een CO2 uitstoot van 95g/km en voor een benzinevoertuig met een CO2 uitstoot van 115g/km. Deze 5,5% moet verder verhoogd worden met 0,1% per gram CO2 uitstoot boven de hierboven vermelde standaard emissiebedragen, en mag verminderd worden met 0,1% per gram CO2 uitstoot onder deze standaardbedragen. Het minimumvoordeel mag niet lager zijn dan 1.200 euro en de CO2 coëfficiënt mag maximaal 18% bedragen.
In de onderstaande tabel, vindt u een overzicht van de nieuwe voordelen voor enkele voorbeeldwagens:
Merk | Model | Catalogusprijs | CO2 | Nieuw VAA | Oud VAA |
BMW | 118d | € 26.050,00 | 118 | € 1.741,63 | € 1.398,30 |
BMW | 320d Touring EDE | € 35.450,00 | 114 | € 2.248,54 | € 1.350,90 |
BMW | 530d Xdrive | € 59.750,00 | 154 | € 5.838,43 | € 1.824,90 |
BMW | X5 Xdrive40d | € 65.650,00 | 198 | € 8.890,89 | € 2.346,30 |
Porsche | Panamera S | € 98.433,50 | 247 | € 15.186,88 | € 2.667,60 |
Porsche | Panamera S Hybrid | € 109.202,50 | 167 | € 11.887,47 | € 1.978,95 |
Mini | Cooper D | € 18.500,00 | 99 | €1.200,00 | € 1.173,15 |
Volvo | XC60 e drive | € 37.550,00 | 149 | € 3.508,24 | € 1.765,65 |
Bovendien zou 17% van het nieuwe voordeel alle aard voor het privé gebruik van bedrijfswagens ook nog toegevoegd moeten worden aan de verworpen uitgaven van de vennootschap (naast de reeds geldende aftrekbeperking voor autokosten in functie van de CO2 uitstoot). Ook de voordelen alle aard voor de gratis terbeschikkingstelling van een woning, evenals het voordeel voor gas en elektriciteit zouden significant verhoogd worden. Zo zou de multiplicator zou van 2 naar 3,8 verhoogd worden voor de berekening van het gratis voordeel voor woningen met een kadastraal inkomen van meer dan 745 euro.
Andere maatregelen met een impact op particulieren
De fiscale aftrekbaarheid van de dienstencheques blijft gehandhaafd, maar de prijs van de cheques zal stijgen van 7,5 euro naar 8,5 euro in 2013 en hun aantal zal beperkt worden tot maximaal 1000 cheques per huishouden of maximaal 500 cheques per persoon. Het zal dus in de toekomst toe belangrijk worden om deze maxima goed op te volgen en ervoor te zorgen dat de aankoop van de cheques gespreid wordt over beide partners wanneer er meer dan 500 cheques per jaar gebruikt zouden worden.
Een heel aantal aftrekbare uitgaven zullen vervangen worden door belastingverminderingen, die aan vaste tarieven afgetrokken zullen worden van het belastbaar inkomen, waardoor het fiscale voordeel zal verminderen. Voor de woonbonus (en het bouwsparen), kosten van kinderopvang en giften zal een belastingvermindering van 45% toegekend worden. Voor de andere aftrekposten (zoals bijvoorbeeld pensioensparen, levensverzekeringen, kapitaalsaflossingen van een tweede woning, bijdragen groepsverzekering, dienstencheques, PWA-uitgaven) zal voortaan enkel nog een belastingvermindering van 30% toegekend worden. De fiscale voordelen voor “energiebesparende investeringsuitgaven” zullen ook in belangrijke mate afgebouwd worden en belastingvoordelen voor de aankoop van “groene” wagens en “groene leningen” worden afgeschaft.
Vennootschapsbelasting
Meerwaarden op aandelen zullen voortaan belast worden aan 25% indien de aandelen minder dan één jaar werden aangehouden. Minderwaarden op aandelen blijven niet aftrekbaar. Het is op dit moment nog onduidelijk of fiscale verliezen en andere aftrekken afgezet zullen mogen worden tegen de 25% belasting op deze meerwaarden. Het maximaal tarief voor de aftrek voor risicokapitaal wordt beperkt tot 3% voor grote ondernemingen en 3,5% voor KMO’s voor de aanslagjaren 2013 tot en met 2015. Het zou niet meer mogelijk zijn om nieuwe overschotten over te dragen naar latere jaren. Een uitzondering wordt voorzien voor de reeds bestaande overgedragen aftrekken, die wel overdraagbaar blijven, maar waarbij de aftrekbaarheid per jaar beperkt zou worden tot 60% van het fiscaal resultaat. Deze beperking tot 60% zou niet gelden voor de eerste schijf van 1 miljoen euro winst. Er zouden overgangsmaatregelen voorzien zijn worden om te vermijden dat “oude” overgedragen aftrekken zouden verloren gaan indien zij louter door de beperking van de verrekenbaarheid tot 60% niet binnen de 7 jaar gebruikt kunnen worden. Tenslotte zou de aftrek voor risicokapitaal ook een nieuwe plaats krijgen in de rangregeling van de aftrekken voor de berekening van de belastbare basis en zou hij op de laatste plaats komen, na de DBI-aftrek voor de dividenden. Hierdoor verhoogt de kans dat in de toekomst geen effectief gebruik zal kunnen gemaakt worden van de aftrek voor risicokapitaal door bepaalde belastingplichtigen tenzij men eventuele nadelen van de nieuwe regeling kan ondervangen door gerichte sturing van het fiscaal resultaat. Verder zouden beperkingen ingevoerd worden inzake de aftrekbaar van interesten op intragroepsleningen (nl. een zogenaamde “thin capitalization rule”). Ongeacht of de genieter fiscaal gunstig belast wordt op de interestinkomsten, zouden interesten betaald aan verbonden partijen niet meer aftrekbaar zijn in de mate dat het bedrag van de lening meer zou bedragen dan 5 maal het eigen vermogen van de vennootschap. Individuele pensioentoezeggingen voor bedrijfsleiders zullen niet meer kunnen worden opgebouwd via een interne pensioenvoorziening binnen de vennootschap en zullen verplicht moeten worden uitbesteed aan een verzekeringsmaatschappij of pensioenfonds. Hierdoor zullen de premies voortaan onderworpen zijn aan 4,4% verzekeringstaks. De bestaande interne pensioenvoorzieningen zullen binnen de 3 jaar moeten worden geëxternaliseerd, maar dit zou kunnen gebeuren onder toepassing van een verlaagde verzekeringstaks. Er wacht mogelijk ook nog een verstrenging van de 80% regel en een verhoging van de belastingtarieven indien de pensioenen uitgekeerd zouden worden voor de begunstigde 65 jaar is.
Andere maatregelen
Verder worden ook nog onder een aantal maatregelen aangekondigd in het kader van de strijd tegen de fiscale en sociale fraude, waaronder de invoering van nieuwe algemene anti-misbruik bepalingen voor BTW en inkomstenbelastingen, betere controles op de toekenning van voordelen, controles op schijnzelfstandigheid. Tenslotte werd ook aangekondigd dat de strijd tegen de zogenaamde “turbo vruchtgebruik constructies” opgevoerd zou worden, via betere controle dan wel via een wetgevend ingrijpen.
BTW en voordelen in natura
Op 1 januari 2011 is het nieuwe artikel 45 §1 quinquies van het BTW-wetboek in werking getreden. Dit artikel bepaalt dat de BTW-aftrek bij de aankoop van bedrijfsmiddelen van in het begin beperkt moet worden in functie van het beroepsgebruik. Tevens werd artikel 19 van het BTW-wetboek aangepast in die zin dat niet langer BTW verschuldigd is op het privé-gebruik van een bedrijfsmiddel wanneer de BTW-aftrek van in het begin werd beperkt.Deze gewijzigde wetgeving heeft een grote impact op de BTW-regeling die geldt voor bedrijfsmiddelen die zowel voor beroeps- als privé-doeleinden worden aangewend (bv. gratis terbeschikkingstelling bedrijfswagen, onroerend goed, …). De Administratie heeft echter pas recent in een Beslissing van 20 oktober 2011 haar visie op de nieuwe wetgeving bekendgemaakt (Beslissing E.T. 119.650 van 20 oktober 2011). We vatten het kort voor u samen.
Voor bedrijfsmiddelen (bv. wagen, onroerend goed, PC, GSM met een waarde van meer dan 250,00 EUR), aangekocht vanaf 1 januari 2011, die van in het begin zowel voor beroeps- als privé-doeleinden van de belastingplichtige worden gebruikt, moet de BTW-aftrek worden beperkt in functie van het effectieve beroepsgebruik. Op het privé-gebruik (het voordeel) is dan niet langer BTW verschuldigd. De verhouding beroeps-/privégebruik moet door de belastingplichtige worden geraamd onder toezicht van de BTW-administratie. Bedoeld wordt dat in overleg met de BTW-administratie het percentage beroeps- en privégebruik moet worden vastgesteld.
Bijvoorbeeld: wanneer men een PC aankoopt, moet men (in principe in samenspraak met de BTW-controleur) een raming maken van het beroepsgebruik en het privégebruik. Indien we er van uitgaan dat de verhouding 50-50 is, dan zal de BTW op de aankoop slechts voor 50% aftrekbaar zijn, terwijl dit in het oude systeem 100% zou geweest zijn. Op de gratis terbeschikkingstelling aan de privé-persoon moet dan geen BTW meer gerekend worden (wat wel het geval was in het oude systeem).
Voor bedrijfswagens moet bovendien rekening gehouden worden met de absolute aftrekbeperking van 50% (artikel 45 §2 WBTW). Indien het beroepsgebruik hoger is dan 50%, zal de BTW toch slechts voor 50% aftrekbaar zijn. Is het privé-gebruik hoger dan 50%, dan is de aftrekbeperking gelijk aan het percentage privé-gebruik. De belastingplichtige moet bijgevolg steeds de minst gunstige aftrekregeling toepassen.
De BTW-aftrek moet niet worden beperkt wanneer het bedrijfsmiddel tegen vergoeding ter beschikking wordt gesteld. Wel zal in dit geval BTW moeten afgedragen worden over de normale waarde van de terbeschikkingstelling (en dus niet op de werkelijk betaalde vergoeding).
Dat de praktische toepassing van de nieuwe wetgeving en de visie van de Administratie hierop voor heel wat problemen zorgt, mag duidelijk zijn. Om deze reden heeft de Administratie de uitwerking van haar Beslissing E.T. 119.650 tot nader order opgeschort. Feit blijft echter dat de nieuwe wetgeving in werking is getreden op 1 januari 2011. In principe zouden dus alle BTW-plichtigen die in de loop van 2011 een bedrijfsmiddel hebben aangekocht en dat van in het begin gemengd werd gebruikt, de afgetrokken BTW zo snel mogelijk moeten herzien zodat de afgetrokken BTW conform is aan artikel 45 §1 quinquies WBTW. Bovendien zou elk jaar moeten worden nagegaan of de verhouding beroeps-privé gebruik niet gewijzigd is om zo de nodige herzieningen te kunnen uitvoeren. Dit wordt zonder twijfel nog vervolgd…
Rechtzetting voordelen alle aard in rekening-courant
Met een instructie van 27 juli 2011 kondigde de administratie een verstrengde controle aan op het bestaande verbod om niet correct gerapporteerde voordelen van alle aard “recht te zetten” via een boeking op de rekening-courant van de genieter. We situeren even waarover het gaat.Voordelen van alle aard verstrekt aan bijvoorbeeld zaakvoerders of bestuurders moeten voor een correcte waarde worden vermeld op individuele fiches. Is dit niet het geval dan worden deze voordelen in hoofde van de vennootschap belast aan 309% (de ‘aanslag geheime commissielonen’), tenzij de voordelen spontaan door de genieter werden aangegeven in de aangifte personenbelasting. Om aan deze aanslag geheime commissielonen te ontkomen werd vroeger, naar aanleiding van een controle, het voordeel van alle aard gedebiteerd op de rekening-courant van de genieter van het voordeel. Door deze boeking is er niet langer sprake van een voordeel in hoofde van de zaakvoerder of bestuurder. De administratie verwierp echter reeds jaren geleden deze oplossing. Ondanks het verbod aanvaardde de administratie in één geval toch lange tijd rechtzettingen van voordelen van alle aard via rekening-courant, namelijk in het geval waarin de onderneming een fiche had opgesteld, maar waarbij het opgegeven bedrag voor het voordeel van alle aard, te goeder trouw, te laag werd gewaardeerd.
De instructie van 27 juli 2011 maakt dergelijke correcties naar aanleiding van een controle door de Administratie onmogelijk. De instructie zegt echter niets over voorafgaandelijke correcties van niet-correct geboekte voordelen van alle aard. Het is dus nog steeds mogelijk om op eigen initiatief en voorafgaand aan een controle het voordeel te boeken op debet van de rekening-courant. Door het afsluiten van bovenstaande a posteriori ontsnappingsroute zal bij veel belastingplichtigen het niet correct gewaardeerde voordeel van alle aard onderworpen worden aan de bijzonder zware aanslag geheime commissielonen van 309%.
Naar aanleiding van een parlementaire vraag van 9 november 2011 aan de minister van Financiën is gelukkig gebleken dat het in de praktijk niet onmiddellijk zo’n vaart zal lopen. De minister benadrukte dat het niet meer dan billijk is dat er door de administratie rekening wordt gehouden met de goede trouw van de belastingplichtige, de eventuele aanwezigheid van uitzonderlijke gegronde redenen voor het ontbreken van het voordeel in de fiche en het relatief belang van de fout ten opzichte van de andere fiscale verplichtingen die de belastingplichtige wel heeft voldaan. Hierdoor beschikt u, wanneer de Administratie een aanslag geheime commissielonen zou willen toepassen, toch over enkele argumenten die u kunt gebruiken in uw verweer tegen de aanslag.
Fiscale behandeling van geschenken aan klanten
Met het eindejaar in zicht, lijkt het ons opportuun even stil te staan bij de fiscale behandeling van relatiegeschenken.Wat men verstaat onder de noemer “relatiegeschenken”: Relatiegeschenken worden gekwalificeerd als “voorwerpen van een zekere waarde die periodiek (bijvoorbeeld bij het eindejaar) of toevallig worden aangeboden in het kader van beroepsrelaties”. Tot deze categorie behoren o.a.: wijn, champagne of alcohol, reukwaren, lederwaren, geschenkencheques en meer algemeen, alle luxeartikelen die aan (potentiële) klanten, leveranciers of zakenrelaties worden aangeboden. De betaling van een geldsom kan ook als een relatiegeschenk worden beschouwd. In dit geval wordt aangeraden de bewijstukken waaruit blijkt waarom de geldsom werd gegeven, goed bij te houden (zoals de uitnodiging op de openingsreceptie, het huwelijksfeest, … van de zakenrelatie). Fiscale behandeling van relatiegeschenken: Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen twee situaties: (a) Indien het relatiegeschenk voor de verkrijger (namelijk een zelfstandige ondernemer, een vrije beroeper of bedrijfsleider) een winst of een baat is, dewelke belastbaar is als voordeel van alle aard, dan zijn de beroepsmatig gedane kosten ervan 100% aftrekbaar op voorwaarde dat een fiche 281.50 op naam van de genieter wordt opgesteld (uiterlijk op 30 juni van het jaar dat volgt op dit waarin de kost werd gemaakt). Indien er geen fiche moet worden opgemaakt (omdat de waarde van het voordeel niet meer dan € 125 bedraagt) dan is de uitgave slechts voor 50% aftrekbaar. In het geval er geen fiche 281.50 wordt opgemaakt en de waarde van het relatiegeschenk meer is dan € 125, dan is de uitgave niet aftrekbaar en bestaat het risico dat deze bovendien ook nog aan de bijzondere aanslag geheime commissielonen van 309% onderworpen wordt. De vennootschap mag de kostprijs van het geschenk en de aanslag van 309% dan wel volledig in aftrek brengen. (b) Indien de begunstigde een particulier en niet-bedrijfsleider is, blijft de fiscale aftrek van 50% mogelijk voor zover de kostprijs van het relatiegeschenk niet als overdreven kan worden beschouwd. Overdreven kosten worden immers steeds volledig verworpen. In dat geval hoeft er geen fiscale fiche 281.50 opgesteld te worden.
De BTW op relatiegeschenken is in principe aftrekbaar op voorwaarde dat het geschenk maximaal 50,00 EUR exclusief btw bedraagt. De btw op tabak en alcoholhoudende dranken (+ 22°) is daarentegen nooit aftrekbaar. Tenslotte vestigen we er nog de aandacht op dat bovengenoemde regeling niet geldt voor geschenken die een werkgever geeft aan zijn werknemers of bedrijfsleiders noch voor stalen en reclameartikelen. Deze “geschenken” ondergaan een eigen fiscaal regime.
Sterfhuisclausule: toch successierechten verschuldigd?
Vlaamse regering schrapt schenkingsrechten voor familiebedrijven
Om als langstlevende echtgenoot gevrijwaard te blijven van successierechten op het gehele gemeenschappelijk vermogen, volstond het tot 15 juli 2011 om een sterfhuisclausule toe te voegen aan het huwelijkscontract. De toepassing van deze techniek was tot voor kort een goede vorm van successieplanning. Onlangs vond echter een ingrijpende wijziging plaats in het standpunt van de fiscale Administratie hieromtrent.
Wat houdt de sterfhuisclausule juist in? Er bestaan twee soorten clausules. Door gebruik te maken van het eerste type komt het gehele gemeenschappelijk vermogen toe aan één vooraf bepaalde echtgenoot of diens erfgenamen, in geval van ontbinding van het huwelijkscontract door overlijden. Het tweede type houdt de onvoorwaardelijke toebedeling van het gemeenschappelijk vermogen aan één welbepaalde echtgenoot in, ongeacht de oorzaak van de ontbinding van het huwelijkscontract. De clausule wordt dus vaak toegepast indien het zo goed als zeker is dat de ene echtgenoot de andere zal overleven. Het risico dat aan deze techniek van successieplanning verbonden is, bestaat er in dat indien de andere echtgenoot toch als eerste overlijdt, er successierechten over het gehele gemeenschappelijk vermogen verschuldigd zijn.
Zowel bij het eerste als het tweede type van de sterfhuisclausule aanvaardde de Administratie tot voor kort dat de clausules geen voorwaarde van overleving inhielden en dat aldus geen successierechten konden geheven worden op de overdracht van het gemeenschappelijk vermogen door de toe-passing van de sterfhuisclausule.
Op 15 juli 2011 trok de Administratie twee eerdere beslissingen hieromtrent echter in. Ze stelt dat beide types van de sterfhuisclausule onderworpen zijn aan successierechten. Het nieuwe standpunt van de Administratie is gebaseerd twee technische argumenten die door de rechtsleer sterk worden bekritiseerd. Vooreerst betwijfelt de Administratie of de sterfhuisclausule wel kan aanzien worden als een huwelijksvoordeel (wat noodzakelijk is gelet dat er anders sprake is van een schenking wat eveneens nadelige fiscale gevolge heeft). Bovendien maakt de Administratie de veronderstelling dat er sprake moet zijn van een “overlevingsvoorwaarde”, vooraleer de sterfhuisclausule kan worden gekwalificeerd als huwelijksvoordeel. Dit alles in tegenstelling tot eerdere rechtspraak hieromtrent.
Het grote gevolg van deze twee opmerkelijke interpretaties is dat op de overdracht van het surplus, met andere woorden op datgene wat meer dan de helft van het gemeenschappelijk vermogen bedraagt, naar één welbepaalde echtgenoot door een sterfhuisclausule van type 1 of type 2 wél successierechten verschuldigd zijn.
Indien u hiermee geconfronteerd zou worden, zal u het huidige standpunt van de Administratie moeten aanvechten. Omdat dit standpunt strijdig is met gevestigde rechtspraak en rechtsleer omtrent dit onderwerp, achten wij de kansen op succes zeker niet onbestaande.
Vlaamse regering schrapt schenkingsrechten voor familiebedrijven
Begin november werd in het Vlaams Parlement een ontwerp van programmadecreet ingediend door de Vlaamse Regering (Ontwerp van decreet “houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012”, Parl. St. Vlaams Parlement 2011-2012, nr. 1326/1). De belangrijkste vernieuwing betreft de invoering van een vrijstelling van schenkingsrecht bij de schenking van familiale ondernemingen en vennootschappen. De invoering van deze vrijstelling gaat gepaard met de afschaffing van de vrijstelling van successierecht die vandaag bestaat bij de vererving van zulke ondernemingen en vennootschappen. Vanaf 1 januari 2012 zal bijgevolg een vast tarief van 3% successierecht verschuldigd zijn bij de vererving van een familiale onderneming of vennootschap in rechte lijn en tussen echtgenoten en samenwonenden, en 7% voor verkrijgingen door alle andere personen.Om de vrijstelling van het schenkingsrecht en het verlaagd tarief successierecht te genieten, dient voldaan te zijn aan een aantal voorwaarden. In de eerste plaats dient het te gaan om kwalificerende bedrijfsactiva of aandelen van een familiale vennootschap. Nieuw is dat de onroerende goederen die hoofdzakelijk voor bewoning worden aangewend of bestemd zijn en vorderingen
- bv. R/C-vorderingen - op vennootschappen uitgesloten zijn van de gunstregelingen. Voor de schenking/vererving van de aandelen van een familiale vennootschap dient verder een participatievoorwaarde en een voorwaarde m.b.t. de activiteit te worden gerespecteerd. In de nieuwe regeling werd geen tewerkstellingsvoorwaarde meer opgenomen. Tenslotte moeten gedurende drie jaar na de schenking of het overlijden een aantal voorwaarden worden nageleefd om de gunstregeling te behouden (o.a. wat betreft de ononderbroken voortzetting van de activiteit).
Een laatste belangrijke wijziging betreft de termijn van de “verdachte periode”. Vandaag is het zo dat indien een schenking niet onderworpen wordt aan het schenkingsrecht, de geschonken goederen alsnog aan het successierecht onderhevig zijn bij het overlijden van de schenker binnen de drie jaar na de schenking. Deze termijn wordt nu verlengd tot zeven jaar wanneer het gaat om familiale ondernemingen of vennootschappen. De nieuwe regeling treedt in werking op 1 januari 2012.
Studentenarbeid: nieuwe regels vanaf 01/01/2012
Met ingang van 1 januari 2012 treedt een hervorming van de regelgeving inzake studentenarbeid in werking die het huidige stelsel sterk vereenvoudigt en versoepelt. We vatten de nieuwigheden kort voor u samen:- In de nieuwe regeling voor “studentenarbeid” kunnen studenten 50 in plaats van 46 dagen werken per jaar. Het onderscheid tussen de zomermaanden (juli, augustus en september) en de rest van het jaar valt dus weg.
- De maximumduur van een studentenovereenkomst bij eenzelfde werkgever wordt verlengd van 6 tot 12 maanden.
- De twee sociale zekerheidsbijdragen die in de huidige regeling naast elkaar bestaan (7,51% tijdens de zomermaanden en 12,51% tijdens de rest van het jaar) worden vervangen door één enkele solidariteitsbijdrage van 8,13% die van toepassing is gedurende het ganse jaar.
- Er kan enkel van de verminderde sociale zekerheidsbijdragen genoten worden gedurende de eerste 50 dagen. Vanaf de 51ste dag dient de werkgever in de dimonaaangifte aan te duiden dat het om gewone arbeid gaat met als gevolg dat de normale sociale zekerheidsbijdragen dienen betaald te worden. Dit geldt voor de werkgever waar de student zijn 51ste dag werkt.
- Invoer van een “Multi-dimona-aangifte”: De werkgever dient voortaan op basis van de afgesloten overeenkomst het aantal dagen studentenarbeid per kwartaal in te geven. Dit aantal zal de basis vormen van de “teller studentenarbeid”. Zowel de werkgever als de student kunnen deze “teller” raadplegen, zodat het overschrijden van het contingent van 50 dagen vermeden kan worden. De student kan via de website www.studentatwork.be de teller raadplegen. Bovendien kan hij/zij een attest voor de toekomstige werkgever afdrukken. Op het attest staat een code vermeld, dat de werkgever kan gebruiken om op de website www.socialezekerheid.be/werkgever “student@work–50days” de teller te raadplegen.