Lenaerts-Heremans & CoLenaerts-Heremans & Co
Uw contact

nieuwsbrief@lenaerts-heremans.be





ACTUEEL

BEDRIJFSPROFIEL

ACCOUNTANTS

BELASTINGADVISEURS

NIEUWSBRIEF

MEDEWERKERS

JOBS

VERWANTE LINKS

CONTACT

HOME

Nieuwsbrief

Download de Nieuwsbrief Download de Nieuwsbrief

Nieuwsbrief december 2009




  • Ingrijpende wijzigingen op het vlak van BTW als gevolg van het zgn. BTW-pakket

    Met ingang van 1 januari 2010 worden de BTW-regels voor grensoverschrijdende diensten aanzienlijk gewijzigd als gevolg van de implementatie van het zogenaamde "BTW-pakket" (richtlijn van 12 februari 2008 (RL 2008/8/EG)). De Europese wetgever heeft de regels met betrekking tot de plaats van de dienst ('waar is de BTW verschuldigd') en de schuldenaar van de BTW ('wie moet de BTW aan de staat doorstorten') sterk gewijzigd. Deze wijzigingen veroorzaken ook wijzigingen in de formaliteiten van de BTW.
    Een ander belangrijk onderdeel van het BTW-pakket is de wijziging van de procedure voor teruggaaf van buitenlandse BTW.

    Hierna worden de nieuwe regels kort uiteengezet.
    1. Plaats van de dienst Nieuw is dat de regels met betrekking tot de plaats van de dienst voortaan afhangen van de hoedanigheid van de afnemer.

      • Wordt de dienst verricht voor een als zodanig handelende BTW-belastingplichtige (Business-to-Bussiness), dan is de nieuwe hoofdregel dat de dienst plaatsvindt (BTW is verschuldigd) daar waar de afnemer gevestigd is. Dit in tegenstelling tot de huidige hoofdregel die stelt dat de dienst plaatsvindt in het land waar de dienstverrichter gevestigd is. Op de nieuwe hoofdregel bestaan een vijftal uitzonderingen, onder meer voor diensten die verband houden met een uit zijn aard onroerend goed, personenvervoer, het verlenen van toegang tot culturele, artistieke, sportieve en soortgelijke evenementen en de korte termijn verhuur van vervoermiddelen. In deze gevallen is de BTW verschuldigd in het land waar de dienst effectief wordt verricht.


      • Wordt de dienst verricht voor een particulier (Business-to-Consumer), dan is de hoofdregel dat de dienst plaatsvindt (de BTW is verschuldigd) in het land waar de dienstverrichter gevestigd is (idem huidige regeling). De uitzonderingen op deze hoofdregel zijn gelijklopend met de uitzonderingen die vandaag bestaan (o.a. voor diensten aan onroerend goed, intellectuele diensten, werken aan roerende goederen, ...).


    2. Schuldenaar van de BTW Ook om te bepalen wie de BTW moet afdragen aan de staat, is het van belang een onderscheid te maken tussen twee situaties.

      • Ofwel wordt de plaats van de dienst bepaald door de hoofdregel in een B2B-relatie. In dit geval dient de BTW te worden afgedragen door de klant, op voorwaarde dat de dienstverrichter niet gevestigd is (m.a.w. geen BTW-nummer heeft) in dezelfde lidstaat als de klant.


      • Ofwel wordt de plaats van de dienst bepaald door een uitzonderingsbepaling in een B2B-relatie of gaat het om dienst verricht aan een particulier (B2C). In dit geval is het principe dat de dienstverrichter de schuldenaar is van de BTW tenzij de lokale wetgeving van het land waar de BTW verschuldigd is, voorziet in de verlegging van de heffing naar de klant (m.a.w. de lokale wetgeving staat toe dat de klant de BTW afdraagt aan de staat).


    3. Wijziging in formaliteiten
      Vanaf 1 januari 2010 zal men ertoe gehouden zijn een maandaangifte in te dienen vanaf het moment dat de omzet van de intracommunautaire leveringen van goederen het bedrag van 400.000 EUR overstijgt, ongeacht of de jaarlijkse omzet van 1.000.000 EUR wordt overschreden. De verplichting gaat in vanaf de eerste maand die volgt op het kwartaal waarin de drempel wordt overschreden. De aangifte wordt enkel nog aanvaard langs elektronische weg.

      In deze BTW aangifte worden een aantal nieuwe roosters opgenomen voor het opnemen van de intracommunautaire diensten. Vanaf 1 januari is het tevens verplicht de vrijgestelde handelingen in de aangifte op te nemen. In de intracommunautaire listing zal men naast de intracommunautaire leveringen tevens de intracommunautaire diensten dienen te vermelden.
      De maandaangevers moeten deze opgave vanaf 1 januari 2010 verplicht op maandbasis indienen. De kwartaalaangevers moeten deze opgave vanaf 1 januari 2010 op kwartaalbasis indienen, tenzij het totaalbedrag per kwartaal van de vrijgestelde leveringen van goederen de drempel van 100.000,00 EUR heeft overschreden in de loop van één van de vorige vier kwartalen.


    4. Nieuwe procedure voor teruggaaf van buitenlandse BTW.

      Vanaf 1 januari 2010 is er een nieuwe procedure voor het terugvragen van buitenlandse BTW.

      De grootste wijzigingen t.o.v. de oude regeling zijn de volgende: Het verzoek tot teruggaaf moet worden ingediend op een portaalsite van de Belgische administratie. Het teruggaafverzoek kan nog enkel elektronisch(XML-bestand) worden ingediend. De verzoektermijn loopt tot 30 september van het jaar dat volgt op het jaar waarvoor de teruggaaf wordt verzocht. Het teruggaafverzoek voor in 2009 in het buitenland betaalde BTW moet dan ook volgens de nieuwe procedure verlopen.

      Als bewijs voor het recht op teruggaaf kunnen de lidstaten eisen dat de facturen in digitale vorm worden meegestuurd met het verzoek tot teruggaaf. Bij twijfel over het recht op aftrek kan een lidstaat de voorlegging van het origineel document eisen.




  • De belastbaarheid van de AOW-uitkering in België: onduidelijkheid blijft, ook na cassatie

    Op 12 november 2009 heeft het Hof van Cassatie uitspraak gedaan over het cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 27 november 2007 inzake de belastbaarheid van de AOW-uitkeringen. Het Hof van Cassatie vernietigt de uitspraak van het Hof van Beroep, omdat zij van oordeel is dat deze laatste uitspraak heeft gedaan op basis van een verkeerde uitlegging van de Nederlandse Algemene Ouderdomswet (AOW). De zaak is nu verwezen naar het Hof van Beroep te Gent.

    Voorafgaand aan het cassatiearrest
    Het Hof van Beroep te Antwerpen besliste dat de AOW-uitkering niet kon worden aangemerkt als pensioen en daarom ook niet als dusdanig kon worden belast in de Belgische personenbelasting.
    Om volgens de Belgische fiscale wetgeving van een pensioen te kunnen spreken moet de uitkering immers rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op een voorheen uitgeoefende beroepswerkzaamheid (artikel 34, ¤1, 1¡ WIB92). Hoewel zij die in Nederland werken verplicht een bijdrage voor de verzekering AOW moeten betalen, is het ook mogelijk dat iemand die in Nederland woont, maar nooit heeft gewerkt, evenzeer gerechtigd is op een AOW-uitkering.
    Dergelijke sociale maatregel kan volgens het Hof van Beroep niet als een beroepsinkomen aangemerkt worden.

    Uitspraak in Cassatie
    Het Hof van Cassatie vernietigt nu bovenstaand arrest onder de motivering dat het Hof van Beroep een verkeerde uitlegging heeft gegeven aan de Nederlandse Algemene Ouderdomswet. Hierdoor konden de appelrechters niet naar recht beslissen dat de uitkering op grond van de AOW steeds een sociale maatregel betreft die geen verband heeft met een beroepsactiviteit. Immers, niet iedereen die woont of werkt in Nederland is gerechtigd op uitkeringen op grond van de AOW.

    Zij die hoopten op een definitief antwoord van het Hof van Cassatie inzake het al dan niet als pensioen belastbaar zijn van de AOW-uitkering blijven dus (voorlopig) op hun honger zitten.
    De bedenking die we in onze nieuwsbrief van mei 2008 maakten, blijft dus nog steeds actueel. Het is nu wachten op de mening hieromtrent van het Hof van Beroep te Gent.

    Wordt wederom vervolgd...



  • De nieuwe Europese Verordening inzake de toepassing van de sociale zekerheidswetgeving

    Per 1 maart 2010 treedt een nieuwe Europese verordening (Verordening 883/2004) in werking die de toepasselijke sociale zekerheidswetgeving regelt in geval van grensoverschrijdend werken.

    De nieuwigheden worden hier in grote lijnen op een rijtje gezet.

    De bepalingen van de oude Verordening 1408/71 blijven nog van toepassing gedurende een periode van 10 jaar op voorwaarde dat de situatie van de werknemer of de zelfstandige ongewijzigd blijft en op voorwaarde dat niet geopteerd werd voor de toepassing van de nieuwe verordening.

    Noteer tevens dat de nieuwe Verordening enkel van toepassing is op EU-onderdanen. De oude Verordening 1408/71 blijft van toepassing op onderdanen van derde landen, Noorwegen, Ijsland, Liechtenstein en Zwitserland, tenminste zolang geen overeenkomst wordt gesloten met deze landen waarin het toepassingsgebied van de nieuwe Verordening 883/2004 wordt uitgebreid.



  • Europese Spaarfiscaliteit

    België begint vanaf 1 januari 2010 met de automatische uitwisseling van informatie in het kader van de Europese spaarrichtlijn. De andere buitenbeentjes, Oostenrijk en Luxemburg volgen nog niet.

    1. Informatieuitwissseling i.p.v. bronheffing.

    Met de twee Koninklijke Besluiten van 27 september 2009 heeft België gekozen voor het systeem van automatische informatie-uitwisseling.

    Tot 31 december 2009 houdt België een bronheffing van 20% in op de intresten van bancaire producten die buitenlanders bij de Belgische banken aanhouden.

    Vanaf 1 januari 2010 zal België overschakelen op de automatische informatieuitwisseling. Die zal van toepassing zijn op alle natuurlijke personen, die wonen in de Europese Unie of de geassocieerde gebieden ( o.a. Guernsey, Jersey, Eiland Man, Andorra, Anguilla, Montserrat, Panama, Aruba....).

    Ondertussen heeft België 20 akkoorden met andere landen afgesloten. Hierdoor staat België niet langer op de grijze lijst van landen met een gebrekkige informatie-uitwisseling.

    2. Uitwisseling van de bankgegevens.

    Uiterlijk 31 maart volgend op het kalenderjaar waarin de interesten werden betaald, moeten de Belgische banken de gegevens melden.

    De uit te wisselen informatie bevat de volgende gegevens:
    1. de identiteit en de woonplaats van de rekeninghouder;

    2. het rekeningnummer of de rentedragende schuldvordering;

    3. de gegevens over de interestbetaling.
    De uitwisseling van de informatie zal echter beperkt zijn tot interesten verlopen vanaf 1 juli 2005.

    Bij ICB 's (Instelling voor collectieve belegging) zullen de gegevens pas uitgewisseld worden na effectieve uitbetaling van de interesten.

    Uitbreiding van het toepassingsgebied.
    De Commissie onderhandelt momenteel over twee aanpassingen.
    1. Uitbreiding van de informatieuitwisseling op niveau van de producten, nl. de uitbreiding naar de intrest op levensverzekeringen. De contracten van vóór 1 januari 2010 zouden wel buiten schot blijven.


    2. Uitbreiding op het niveau van de genieters, nl. de uitbreiding van de natuurlijke personen naar de trust en stichting. Dit zou inhouden dat de banken straks de effectieve begunstigde(n) moeten benoemen.

    Het voorstel van richtlijn over wederzijdse bijstand.
    Er ligt ook een voorstel op tafel om fiscale ambtenaren van de ene lidstaat toe te laten onderzoeksdaden te stellen in een andere lidstaat (en dit zowel in het kader van directe als indirecte belastingen (successierechten)).

    Repatriëren en regulariseren?
    België gaat verder met het ondertekenen van akkoorden in het kader van de informatieuitwisseling. De Europese Unie heeft de sterke wil om alle mazen van het fiscale net te dichten. De ontsnappingsroute via tak 23 levensverzekeringen gaat wellicht al in 2010 voor de bijl. Hoe lang zullen Luxemburg en Zwitserland nog de boot van de informatieuitwisseling kunnen afhouden ? En als de informatie-uitwisseling wordt ingevoerd, zal ze hoogstwaarschijnlijk retroactief met ingang van januari 2010 worden toegepast. België heeft ook haar fiscale verjaringstermijn van 5 op 7 jaar gebracht, wat overeenkomt met het Europese gemiddelde. En stelselmatig bouwt de Belgische fiscus haar vermogensbank verder uit.

    In die fiscale context lijkt het zinvol voor Belgische inwoners om hun buitenlands geld terug te brengen en een regularisatieoperatie op te starten.



  • Beleidsverklaring 2010-2011: fiscale wijzigingen

    Op 13 oktober heeft de toenmalige eerste minister, Herman Van Rompuy, in de kamer de beleidsverklaring van zijn regering uitgesproken. We beperken ons tot enkele fiscale beslissingen die in het kader van de begroting 2010-2011 werden genomen.

    Intrestvoet notionele intrestaftrek wordt gefixeerd
    De notionele intrestaftrek (anders gezegd: aftrek op risicokapitaal) is een maatregel die de Belgische regering heeft ingeroepen om ondernemingen, die met eigen middelen hun kapitaalstructuur versterken, te belonen. Praktisch is dit een bedrag (dat berekend wordt door een percentage te nemen van het eigen vermogen op de laatste dag van het vorige boekjaar) dat men van de belastbare winst mag aftrekken. Voor aanslagjaar 2010 was dit gelijk aan 4,473% en 4,973% voor respectievelijk grote en kleine ondernemingen. Voor de aanslagjaren 2011 en 2012 wordt het maximumpercentage van de aftrek voor risicokapitaal beperkt tot 3,8%. Dat maximumpercentage vervangt de huidige 6,5% die het wetboek van inkomstenbelasting voorschrijft.

    Woningbouw: verlenging BTW-verlaging tot 31 december 2010
    De 6% BTW-regeling op een schijf van 50.000 euro voor de nieuwbouw wordt verlengd tot 31 december 2010 voor bouwaanvragen die worden ingediend tot 31 maart 2010.

    Horeca: verlaging BTW-tarief in de horeca
    Verlaging van het BTW-tarief van 21% naar 12% voor maaltijden (niet voor dranken). Deze regeling zal van toepassing zijn vanaf 1 januari 2010.

    Brandstofkosten niet meer volledig aftrekbaar
    De aftrek van brandstofkosten wordt vanaf 1 januari 2010 beperkt tot 75% (ipv 100%). Deze aftrekbeperking is zowel van toepassing in de vennootschapsbelasting als in de personenbelasting.

    Wijziging van de aftrekpercentages voor autokosten
    Vanaf 1 januari 2010 worden opnieuw wijzigingen aangebracht aan de aftrekpercentages in functie van de Co²-uitstoot. Nieuw zijn de aftrekpercentages van 50%, 100% en 120%. Enerzijds worden voor benzineauto's alle schalen verstrengd, anderzijds zijn er voor dieselauto's twee wijzigingen.

    De wijzigingen voor dieselauto's:
    Voor auto's met een Co² uitstoot van meer dan 195 g/km en auto's waarvoor geen uitstootgegevens bekend zijn, zullen de autokosten 50 % aftrekbaar zijn (ipv 60%). Voor auto's die een Co²-uitstoot hebben van 170 tot 175 g/km zullen de autokosten 60% aftrekbaar zijn (ipv 70%).

    De nieuwe schalen zien er als volgt uit:

    Aftrekpercentage Co²-uitstoot (g/km)
    Diesel          Benzine
    100 % tot 60 tot 60
    90 % >60 tot 105 >60 tot 105
    80 % >105 tot 115 >105 tot 125
    75 % >115 tot 145 >125 tot 155
    70 % >145 tot 170 >155 tot 180
    60 % >170 tot 195 >180 tot 205
    50 % >195 >205


    Er is een aftrek van 120% voorzien voor elektrische auto's.

    Voordeel alle aard in hoofde van de werknemer en bedrijfsleider in functie van de Co²-uitstoot
    In de huidige regeling wordt het voordeel van alle aard berekend in functie van de fiscale PK. Vanaf 2010 zal dit berekend worden in functie van de Co² uitstoot van de auto. De nieuwe berekeningsparameter is de zogenaamde bonus/malus Co² (Co²-uitstoot x de Co²-coëfficiënt).

    Ontmoediging vervuilende brandstof
    In 2010 en 2011 zullen de dieselaccijnzen verhogen met respectievelijk 4% en 8%.



  • Bescherming van woning van zelfstandige mogelijk

    Zelfstandigen hebben de mogelijkheid om hun woning te beschermen tegen beslag door een verklaring af te leggen voor de notaris. In de verklaring wordt een gedetailleerde omschrijving opgenomen van de woning. De verklaring wordt na ondertekening ingeschreven in een register op het hypotheekkantoor. Op de datum van inschrijving gaat de beschermingsregeling in.

    Het toepassingsgebied van deze regeling is zeer ruim en is van toepassing op zowel zelfstandigen als vrije beroepers. De regeling is niet van toepassing op zelfstandigen in bijberoep. Het beschermde onroerend goed moet de hoofdverblijfplaats zijn van de zelfstandige. Indien de woning gedeeltelijk beroepsmatig wordt gebruikt, dient dit vermeld te worden in de verklaring. Als de beroepsmatige oppervlakte kleiner is dan 30% van de totale oppervlakte kan op de gehele woning geen beslag worden gelegd. Wanneer de oppervlakte m.b.t. het beroepsmatige gedeelte groter is dan 30% kan op dat gedeelte wel beslag worden gelegd.

    De bescherming komt ten einde door overlijden van de ondertekenaar van de verklaring, door ontbinding van het huwelijksstelsel of door het uitdrukkelijk afzien van de verklaring. De kosten voor het opstellen van de verklaring en de inschrijving van de verklaring bedragen in totaal 1.000 EUR.



  • Nieuw standpunt DVB inzake vruchtgebruik

    Betreffende de toepassing van de algemene antimisbruikbepaling op vruchtgebruik-constructies (bv. wanneer een tijdelijk vrucht-gebruik op een onroerend goed wordt gevestigd door een bedrijfsleider ten voordele van zijn vennootschap) heeft de Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB) een ontwerp van "advies" gepubliceerd. De herkwalificatie door de fiscus van deze constructies tot huurovereenkomst, heeft tot gevolg dat de inkomsten van de bedrijfsleider als een onroerend inkomen of een beroepsinkomen worden belast. Daarenboven zou de vennootschap als huurder slechts voor bepaalde kosten kunnen instaan. Dit kan voorkomen worden door het bekomen van een gunstig advies van de DVB op een rulingaanvraag.

    Volgens het nieuwe advies
    1. moet de aanvraag een concreet project betreffen.

    2. moet de aanvrager de akte zo volledig mogelijk omschrijven zonder er een juridische kwalificatie aan te geven, alsook de ontwerpakte bijvoegen.

    3. moet het vruchtgebruik juridisch in concreto de uitwerking hebben van. een tijdelijk zakelijk recht.

    4. moet de waardering gebeuren op haar werkelijke waarde. Deze moet geval per geval worden onderzocht. Een overwaardering van het vruchtgebruik geeft aanleiding tot een belastbaar voordeel ten name van de naakte eigenaar.

    5. moet er een noodzakelijk verband bestaan tussen de aftrekbare kosten m.b.t. het onroerend goed en de activiteit van de vennootschap-vruchtgebruiker.

    6. moet een aanvraag worden aangemaakt m.b.t. de proportionele verdeling van de kosten voor werken tussen de vruchtgebruiker en de naakte eigenaar.

    Hierbij nadert de DVB de meer soepele visie van de rechtspraak doch sluit er niet bij aan. Het Hof van Cassatie meent dat een herkwalificatie enkel mogelijk is wanneer deze nieuwe (huur)kwalificatie dezelfde niet-fiscale rechtsgevolgen heeft als het eindresultaat van de door de partijen gestelde handelingen.
    Terwijl de rechtspraak steeds meer herkwalificaties heeft verworpen, sluit de DVB deze a priori nooit uit.

    Zowel de vaagheid als het verschil in standpunt met de huidige rechtspraak doet de vraag rijzen over het nut van dit advies.



  • Het arrest Damseaux: dubbele belasting van buitenlandse dividenden toch toegelaten

    Na het verrassende arrest Kerkhaert-Morres van 14 november 2006, heeft het Europees Hof van Justitie op 16 juli 2009 haar standpunt inzake de dubbele belasting op buitenlandse dividendinkomsten bevestigd (Damseaux/Belgische Staat). Volgens het Europees Hof van Justitie vormt het feit dat Franse dividendinkomsten in Frankrijk worden belast en het saldo van het dividendinkomen vervolgens ook nog eens in België aan belastingen wordt onderworpen toch geen belemmering op het in het EG-verdrag voorziene vrij verkeer van kapitaal.

    De feiten
    De heer Damseaux, die in België woont, ontving van 2005 tot en met 2007 dividenden als aandeelhouder van een Franse vennootschap. In Frankrijk werd op deze dividenden eerst een bronbelasting van 15% toegepast. Het saldo werd vervolgens ook in België aan een roerende voorheffing onderworpen. De fiscus weigerde de in Frankrijk betaalde belasting te verrekenen met de Belgische roerende voorheffing, omdat het dubbelbelastingverdrag tussen België en Frankrijk hier niet (meer) in voorziet. Van mening dat hij als aandeelhouder van een Franse vennootschap zwaarder wordt belast op dividenden dan een aandeelhouder van een Belgische vennootschap, stapte de heer Damseaux naar de rechtbank van eerste aanleg te Luik. Deze stelde het Europees Hof van Justitie de prejudici‘le vraag of dit verschil in behandeling een beperking inhoudt op het vrij verkeer van kapitaal.

    Antwoord van het Europees Hof van Justitie
    Het Hof is van mening dat het vrije kapitaalverkeer zich niet verzet tegen een dubbelbelastingverdrag waarin de dividenden, die door een in een lidstaat gevestigde vennootschap worden uitgekeerd aan een in een andere lidstaat wonende aandeelhouder, in beide lidstaten kunnen worden belast, zonder dat de lidstaat waar de aandeelhouder woont een onvoorwaardelijke verplichting heeft deze dubbele belasting te voorkomen.

    Wat nu?
    Na deze tweede afwijzing door het Hof, lijkt het niet meer waarschijnlijk dat zij er een andere mening op zal nahouden in het beroep dat de Europese Commissie op 9 juli 2008 tegen België heeft ingesteld om een einde te maken aan deze dubbele belasting.



    EINDEJAARSWENSEN
    2010 is niet ver weg.

    Eindejaarskaarten verzenden in deze periode is een vorm van genegenheid en erkentelijkheid. Wij hebben echter gemeend dit, omwille van de noden in de wereld, op een eenvoudigere manier te doen en de opbrengst daarvan te schenken aan "Artsen zonder Grenzen".

    Wij hopen bovendien vele navolgers te vinden voor ons initiatief.

    Wij wensen dan ook van deze gelegenheid gebruik te maken om U, namens de vennoten en medewerkers van Lenaerts-Heremans & Co, prettige kerstdagen en een voorspoedig 2010 te wensen.